Hier volgt een interessant stukje geschiedenis van de handbalsport en, nog belangrijker, van onze vereniging.
Veel leesplezier!
De geschiedenis van handbalsport
Voor kinder spreekbeurten hebben wij een speciale link.
De oorsprong van de handbal sport
In oude boeken en op een grafsteen afbeelding uit Athene van ver voor onze jaartelling (gedateerd-600BC) schreven de Grieken al over een sport die op handbal leek. Ook werd een handbal achtige sport gespeeld in Frankrijk tijdens de middeleeuwen en rond 1870 speelden de Amerikanen een spel wat verdacht veel van handbal weg had. Maar om de Amerikanen niet het idee te geven dat zij alles hebben uitgevonden lijkt het verstandiger om het wat dichter bij huis te zoeken. De oorsprong van het handbalspel komt uit Denemarken. Daar werd een balspel gespeeld onder de naam ‘Haanbold’. In 1904 werd daar dan ook de eerste handbalfederatie gesticht en wat de naam betreft begon het er ook al goed op te lijken.
De eerste set spelregels werden in 1906 in Denemarken opgesteld door Holger Nielsen. Het handbal van toen was een heel ander soort spel waar in grote lijnen nog weinig van overgebleven is. Bijzonder genoeg waren de afmetingen wel te vergelijken met de eerste zaalhandbal. Later werden de speelvelden in Denemarken vergroot van 40 x 20 meter naar 80 x 40 meter. In Duitsland werd ‘Torball’ beoefend in diezelfde periode. Dit was een sport die heel veel op het vroegere veldhandbal leek. De eerste officiële gedrukte spelregels verschenen pas later en werden door de Duitser Max Heiser in 1917 geschreven. Deze spelregels zijn vastgelegd door de turnbond onder de officiële naam: Bestimmungen für die Abhaltung des Handbalspieles für die Damenabteilungen des Berliner Turnrathes’. De Berlijnse Turnraad wilde in het van 19e eeuw de sporttak gymnastiek verbreden door ook balspelen aan het scenario toe te voegen, aangezien voetbal een mannensport was en tennis alleen voor de elite, was handbal uitermate geschikt voor de meisjes. Handbal heeft meer dan een eeuw lang onder invloed van veranderingen gestaan uit een combinatie van korfbal, basketbal en voetbal. Voetbal voor wat betreft de afmetingen van het veld en doel en het hanteren van enkele spelregels. De Duitse speelwijze is uiteindelijk de basis geworden voor het internationale handbal.
In 1928 werd de International Amateur Handbal Federatie werd opgericht. De Berlijnse Hogeschool verzorgde namelijk in 1928 tijdens de Olympische Spelen van Amsterdam een succesvolle demonstratie met 11 spelers handbal op een voetbalveld. Tijdens de oorlog in 1936 in Berlijn is het zelfs als Olympische sport gespeeld. Na 1936 werd het veld handbal niet meer gespeeld op de Spelen. Pas nadat een Internationale Handbal Federatie is opgericht in 1946 wordt het weer als een Olympische sport in 1952 gespeeld in Helsinki. Het indoor handbal werd voor het eerst door heren gepresenteerd op de Olympische Spelen van 1972 in München. Joegoslavië won de eerste gouden medaille na een competitie tussen 16 herenteams. De invoering van vrouwen handbal aan de Spelen vond pas later plaats in Montreal 1976 waar de Sovjet-Unie de gouden medaille won.
In Nederland
Voor velen zal het ongeloofwaardiger klinken, maar de oorsprong van het nationale handbal ligt in Groningen. In 1926 werd de eerste aanzet op een grasveldje ergens in het Groningse Stadspark gegeven. Een aantal turnverenigingen wilden wel eens wat anders en onder leiding van Aolke Faber kwam er een uitwisseling tussen Hamburgse en Berlijnse turnverenigingen en werd de basis werd gelegd voor het Nederlandse handbal. Het zal daarom niet vreemd zijn dat de eerste competitie een Groningse aangelegenheid was. Aspasia mocht zich de eerste handbalkampioen van Nederland bij de dames noemen. Bij de heren werd dit Jahn II uit Stadskanaal. In die tijd werd handbal gespeeld op een voetbalveld met 11 spelers. (grootveldhandbal of ook wel 11 handbal genoemd met een bal die 10 centimeter groter was dan de huidige herenbal).
Nadat in 1928 de internationale handbalcommissie werd opgericht vond in 1930 de eerste Nederlandse strijd om het landskampioenschap plaats en in 1935 werd in Den Haag de eerste interland tegen Duitsland gespeeld. Er werd kansloos verloren met 15-2. De achterstand op handbalontwikkeling bleek toen nog te groot. Omdat handbal een bewegingssport was, werden de kampioenschappen georganiseerd door het K.N.G.V. (Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Verbond). Na een aantal ingewikkelde intriges ressorteerde het handbal pas in 1936 onder de Bond Handbal Commissie en zes jaar later veranderde deze naam in Nederlands handbal verbond (NHV). Overigens trad de afdeling Limburg pas ver na de oorlog tot het N.H.V. toe.
In de tweede wereld oorlog verdween praktische redenen het minder populaire handbal met 11 spelers en werd het handbal zoals we het nu kennen vanuit Duitsland ingevoerd. Ten tijde van de oprichting van De Snelwiek in 1941 waren twaalf verenigingen in de afdeling Rotterdam actief. De meest bekende Dynamo, De Meeuwen, Hollandiaan, A.D.O., D.W.S en Vires et Celeritas. Zelfs gemeenten als Gouda en Gorinchem telden beiden drie handbalverenigingen. Het Haagse had een potentieel van achtentwintig verenigingen. Op 17 juli 1947 werd in de Houtrusthallen in Den Haag de eerste demonstratie gegeven door de heren. De veldmaten bedroegen 40 bij 20 meter. Er is veel veranderd, het gras is vervangen door veldhandbal (asfalt) en het zaalhandbal heeft meer en meer zijn intrede gedaan in Nederland.
Vormen van handbal zijn: • Zaalhandbal • Veldhandbal op gras, kunstgras of asfalt • Beach Handball • Tchoukbal • Kooihandbal. De Beach variant van Handbal (1993) is een strandsport word met drie veldspelers en een keeper gespeeld op een kleiner veld. Snelwiek is in 2006 tijdens het 65 jarig bestaan de bedenker van kooihandbal. Kooihandbal wordt gespeeld in een opblaasbare kooi, waarvan de meeste regels van beachhandbal ongeveer hetzelfde zijn. Met een vliegertje of een ander mooi doelpunt kan je 2 punten behalen in plaats van 1. Ook als de keeper scoort is het twee punten. Ook de rest van het land heeft inmiddels kennis kunnen maken met deze variatie. handbalonderdeel.
Boekje Snelwiek 1941-1991 "De eerste 50 jaar"
De geschiedenis van Snelwiek die hier wordt beschreven is gebaseerd op het boekje van Snelwiek lid "Ruud Aret". Wij vinden dat het niet mag ontbreken op de Snelwiek site!
Ruud Aret hoopt dat zijn verhaal bij u een aantal herinneringen oproept die mogelijkerwijs naar de achtergrond verdrongen waren. Tientallen hebben bij de de totstandkoming van het boekje "De eerste 50 Jaar" hun medewerking verleend. De geïnterviewden die Ruud Aret gastvrij ontvingen, de inzenders van de vragenformulieren en de velen personen die tussendoor advies hebben gegeven of met materiaal kwamen aandragen willen wij nogmaals namens Ruud en de vereniging bedanken.
Zonder mensen tekort te willen doen stelt Ruud Aret het op prijs een paar bij naam te noemen die zeer nauw bij de productie (van het boek) waren betrokken. Richard van Engelsdorp die met hem een plan maakte en ook zelf bij veel bezoeken assisteerde. Marian Lagerwerf die moedig aanbood de lay-out te verzorgen en dit met behulp van Nico Buis voor elkaar kreeg. Ben van de Have die het drukwerk voor zijn rekening nam. Pleun Nouwen, Frans Sweben en Piet Koster voor hun kritische adviezen, aanwijzingen en researchwerkzaamheden. De vereniging Snelwiek voor haar vertrouwen in dit project. Iedereen hartelijk bedankt en veel leesplezier namens Ruud Aret.
Hoofstuk indeling:
- De eerste vijf jaar
- Na de Oorlog
- Locatie de Oldegaarde
- Bestuurlijk
- Ontwikkelingen
- Trainers
- Recreatie
- Andere mensen
- Toekomst
G E S C H I E D E N I S S N E L W I E K
- De eerste vijf jaar
Tuindorp Vreewijk verrijst
Toen het inwoneraantal van Rotterdam aan het eind van de vorige eeuw ongeveer drie keer zo groot werd, moesten in een razend tempo nieuwe woonwijken uit de grond worden gestampt. Toevalligerwijs leefde onder architecten en stedenbouwers een bepaald ideaalbeeld over woningbouw. Dat ideaalbeeld was een uit Engeland overgewaaide filosofie dat woningen van arbeiders het best konden worden gebouwd in dorpachtige wijken net buiten de stad, met landelijke huizen, veel tuinen en veel groen. Kortom: een tuindorp.
Tuindorp Vreewijk werd ontworpen door de beroemde architect dr. H.P. Berlage en zijn collega Granpré Mollière, onder andere, was één van de ontwerpers van de eengezinswoningen. Het is dan 1916. Behoudens een aantal dijken, boerderijen en de Dordtschestraatweg, een doorgangsroute van Dordrecht tot Katendrecht, is de plek waar Vreewijk moet gaan verrijzen een grote lege polder. Vanaf dat moment gaat eigenlijk de voorgeschiedenis van onze handbalvereniging voorzichtig van start. Het idee en de bouw van het tuindorp, dat in een grote buitenlandse belangstelling stond, was ontstaan uit een ideaal. Het ideaal de stedeling uit zijn hoge, lichtarme huizen in straten zonder groen te halen en hen te huisvesten in een landelijk aandoende omgeving met lage huizen.
Het Zuider Volkshuis
Een bijzonder aspect van een ideële gedachte achter de bouw was dat de nieuwe bewoners van de wijk een gemeenschap moesten gaan vormen. Dankzij het isolement van Vreewijk ten opzichte van de rest van Rotterdam en het werk van het Zuider Volkshuis is dit tot op zekere hoogte gelukt. Sinds 1917 is het Zuider Volkshuis gehuisvest aan de Brink, bij de Dreef en de Lede. Vanaf de oprichting kan het ’t culturele centrum van Vreewijk worden genoemd. De arbeiders kregen van huis uit geen sociaal culturele opvoeding mee, het Zuider Volkshuis probeerde deze taak over te nemen. Het Zuider Volkshuis, later wordt het in de volksmond zeer algemeen ‘De Brink’ genoemd, had een zeer grote aantrekkingskracht op de toenmalige bewoners. Vanwege het ontbreken van sportverenigingen en horecavestigingen in de directe omgeving en omdat de infiltratie van het medium televisie nog jaren op zich zou laten wachten was het Volkshuis het toevluchtsoord voor velen. De mogelijkheden van tijdspassering waren verschillend. Van huisvlijt tot cultuuronderricht. Velen maakten op zeer jeugdige leeftijd in de kinderspeelzaal kennis met het Volkshuis, terwijl moeder deelnam aan een naaicursus. Het culturele aspect werd voornamelijk bepaald door een sterke beleving vanuit de natuur. Benamingen van jongensgroepen zoals de Bisons, de Otters, de Gemzen en van vele bijgebouwen en recreatiehuizen die vogelnamen droegen bevestigde dat. De uit, de Karekiet en het Reigersnes zijn hiervan voorbeelden. Het lag dan ook in de lijn der verwachting dat de naam van een op te richten handbalvereniging iets ‘vogel – achtigs’ in zich zou moeten krijgen. In de naam Snelwiek zitten de elementen snelheid en vogel. Ons huidige shirtembleem benadrukt dit gegeven. Een andere soort sportvereniging die uit het Zuider Volkshuis is ontstaan is de korfbalclub De Sperwers. Op zich is het gebruik van dierennamen, en dan vooral van vogels, binnen de sportbeweging niet vreemd. Het zal duidelijk zijn dat de vogel een onafhankelijke vrijheid, gecombineerd met gracieuze snelheid symboliseert. En welke sportgroepering zal een afkeer hebben van deze symbolen?
Culturele avonden
Vanuit het Zuider Volkshuis probeerde de leiding hun jonge leden een bepaalde levensvisie mee te geven. Eén die gebaseerd was op vrijheid van denken, het respect en de noodzaak van arbeid en een sterke ontwikkeling van je eigen persoonlijkheid met daarbij het menselijk bewustzijn als uitgangspunt.
Deze visies waren het centrum van waaruit diverse activiteiten plaatsvonden zoals toneeluitvoeringen en lezingen. Culturele avonden waren algemeen, het thema kon luiden ‘lezen, zingen, dansen’. Het programma zou er als volgt hebben kunnen uitzien:
Eerst een lezing over literatuur door de bekende socialistische schrijver Jef Last en op het moment dat de eerste geeuw ternauwernood kon worden onderdrukt, werden de Pierewietbundels te voorschijn gehaald en kon de voorbijganger op de Dreef meefluiten met het samenzang. Tot slot werd het programma afgesloten met volksdansen.
Volksdansen was één van de meest gebezigde uitingen. Daar werd door de leiding een grote waarde aan gehecht. Het is ooit eens voorgekomen dat een persoon die een moderne dans wilde introduceren met verwijdering werd bedreigd.
Na het dansen werd voorlopig afscheid genomen van het Zuider volkshuis en zullen op menig traject naar huis de eerste schuchtere amoureuze contacten hebben plaatsgevonden.
Voor menigeen was de overgang van meisjes of jongensgroep naar een gemengde groep een forse stap, die als aanloop kon worden beschouwd voor een spannende verkeringstijd en later soms tot een huwelijk. Tot hun vijftiende jaar moesten de jongenlui maar aan andere zaken denken en vermaakten zij zich met spelletjes gericht op hun eigen leeftijd en sekse.
Voerman en Havelaar
Paul Voerman stond bekend als een geboren leider. Hij had een prominente betrekking bij de Verkade – fabriek en vanuit deze maatschappelijke positie kon hij niet onbemiddeld genoemd worden. In zijn woning achter de Kooiwalweg in Barendrecht ontving hij buiten de Volkshuisuren vaak jongens die zich daar thuis voelden en hem zelfs hun tweede vader noemden. Zijn optreden was doordacht wanneer bepaalde beslissingen meteen genomen moesten worden. Impulsief wanneer iemand er in slaagde zijn vertrouwen te winnen en daardoor een bevoorrechte positie kon innemen. Zoals Voerman de jongens begeleidde, zo deed mejuffrouw L. Havelaar dit met de meisjes. Door haar uitstraling kwam zij wat afstandelijk over. Echter innerlijk was zij zeer bewogen. De levensbeschouwelijke visie waarop het Zuider Volkshuis dreef, was bij Voerman en Havelaar in grote mate aanwezig.
Geregeld werden zondagochtenden bezocht om de oorsprong en beginselen van klassieke muziek te leren kennen. Voor velen leverde dit een passie op voor bijvoorbeeld Bach of Grieg.
Onder het toeziend oog van dit tweetal werden veel kampeerkampen tot een goed eind gebracht. Zowel Voerman als Havelaar ervoeren een grote verantwoordelijkheid voor hun pupillen. Wanneer het Reigersnest werd aangedaan kreeg iemand die de zwemkunst niet meer machtig was geen toestemming het water op te gaan. Ongelukken vonden daardoor gelukkig niet plaats. Maakte iemand per ongeluk een scheur in zijn kleding dan stond Paul Voerman als weldoener al weer klaar met een vervangende broek of overhemd.
Uitstapjes naar Amerongen, Esbeek of Rockanje, vaak met de fiets. Gewandeld werd er ook, even heen en weer naar Gouda of de Binnenmaas. Zouden deze wandelingen nu nog te organiseren zijn of zijn de afstanden langer geworden?
De invloed en de geestelijke nalatenschap van deze twee bijzondere mensen is (nog steeds) enorm. Zelfs wordt gesteld dat de leden van het Zuider Volkshuis onder en dankzij hun begeleiding maatschappelijk verder zijn gekomen. Op velen hebben zij een onuitwisbare indruk gemaakt.
Zuider Volkshuis en A.J.C.
Het is geen geheim dat de grote kern van het Zuider Volkshuis socialistisch georiënteerd was. Omdat het Volkshuis een gesubsidieerde instelling was, mocht deze geaardheid zich niet al te zeer in extreme vormen openbaren. Vandaar de gematigde, licht linkse uitstraling.
Het ligt voor de hand om een vergelijk te maken met de toenmalige A.J.C., een jeugdbeweging ontstaan uit de S.D.A.P. en N.V.V., en gericht op de verwezenlijking van het socialistisch cultuurideaal in eigen leven en leefgemeenschap. De A.J.C. bestond van 1918 tot 1958.
Tussen het Zuider Volkshuis en de A.J.C. zijn behoorlijke raakvlakken waarneembaar. Zo maakten beiden gebruik van vogelnamen voor groepen binnen de afdeling. Bij het Zuider Volkshuis zijn ze al eerder genoemd en bij de A.J.C. werden de zeventien – en achttienjarigen ondergebracht bij de Rode Valken. (Opvallend is dat vaak voor roofvogels werd gekozen). Bij beiden waren geheelonthouders in de meerderheid. Geiteharensokken en sandalen leek een kenmerk voor aansluiting en het fenomeen volksdansen stond hoog in het vaandel.
De Pinkster- en 1 meifeesten van de A.J.C. werden bij het Volkshuis getransformeerd tot Lentefeesten. Dit mogen slecht futiele voorbeelden lijken, de beleving vanuit de natuur en de sociaal – culturele begeleiding zijn treffender.
Ook bij oud – A.J.C.-ers leeft de stelling dat veel voormalige leden een hogere maatschappelijke, politieke of culturele positie gingen bezetten. Vast staat dat een aantal Zuider Volkshuisleden aangesloten zijn geweest bij de A.J.C., zonder overigens invloed uit te oefenen.(Het verbieden van de A.J.C. door de bezetter gaf een toeloop van leden naar het Zuider Volkshuis te zien).
Een aantal zag de A.J.C.-ers als fanatieke in uniform gestoken jeugdigen en inderdaad als je leest over “…de Pinksterfeesten op de Paasheuvel, opstellen in carré, wapperende vlaggen, gedisciplineerde stilte…”, dan geeft dit de indruk van militaristische discipline.
Aan de andere kant vonden de A.J.C.-aanhangers de Zuider Volkshuismensen wat stijf.
Waarschijnlijk ligt het grote verschil in de uitvoering van de idealen. De ZV-ers spraken best wel over maatschappelijke kwesties als militarisme. Dat zullen A.J.C.-ers ook gedaan hebben, maar als gevolg gingen die een stapje verder en organiseerden manifestaties en dergelijke.
Binnen het Zuider Volkshuis en later Snelwiek heeft men elkaar niet gebeten. Zij waren er en wij waren er en zij zijn er nog ….
De Snelwiek
Het is de tijd van maandag wasdag, dinsdag strijken, vrijdag schoonmaken, zaterdag boodschappen, zondag rustdag. Eén keer per week onder de douche.
Bakker, melkboer, groenteboer en schillenboer komen met paard en wagen aan huis. De was in de tobbe met wasplanken en wringer op de rand gevestigd. Omdat de meesten in Vreewijk een tuin hadden, gebeurde dit aldaar.
Er is een groep jongelui uit groep G die onder invloed van gymnastiekleraar Kees Kros geregeld deelneemt aan sportevenementen. De gemiddelde leeftijd is zeventien á achttien jaar.
Door het bombardement op Rotterdam (10 – 14 mei 1940) heeft een grote toeloop aan nieuwe leden plaatsgevonden naar het Zuider Volkshuis. Onder hen veel geëvacueerden die toen een woning kregen aangeboden in de wat recentere delen van Vreewijk, bijvoorbeeld de Dalenbuurt. Omdat Kees Kros, als sportinstructeur van groep G, in de leeftijd ouder en reeds getrouwd was, had hij als enige de beschikking over eigen huisvesting.
Onder het toeziend oog van een aantal belangstellende aspirant – handballers werd op 1 oktober 1941 ten huize van de familie Kros in de Immobiliastraat, ergens op de derde verdieping, een nieuwe Rotterdamse handbalvereniging opgericht. Zoals uit de tekst blijkt is de woning van de familie Kros vijf jaar lang een toevluchtsoord voor handballers geweest. Niet in de tekst is vermelde dat de datum van de oprichting gelijk is aan de verjaardag van Kathrien Kros.
Is Snelwiek het product van een uit de hand gelopen verjaardagspartijtje?
De naam van deze boreling luidt officieel:
ROTTERDAMSE HANDBALVERENIGING
“DE SNELWIEK”
Sportafdeling van het Zuider Volkshuis
Na het uitroepen van de nieuwe club moest uiteraard nog veel geregeld worden.
Onder de aanwezigen werd Co van der Weijde aangewezen het secretariaat op zich te nemen en kreeg Martin van Hintum het beheer over de penningen. Met zijn MTS – diploma zou dit wel moeten lukken, bovendien was hij als enige in het bezit van een postrekening. Kees Kros zelf zag het voorzitterschap wel zitten.
Overige bestuursleden werden Cor Feenstra, Gerrit ter Woort en Johan Stel.
De contributie, die ongeveer vijf cent bedroeg, werd door Bep van Vliet elke week aan huis opgehaald. In weer en wind fietste zij door de straten van Vreewijk en de daarnaast liggende wijken.
Hoewel materiaal nog niet voorhanden was werd Jan Versloot alvast aangesteld als materiaalman. Een taak die voor hem weggelegd bleek.
Bij Kees Kros thuis
Die avond werden bij Kees Kros thuis geen spelletjes meer gedaan. De sjoelbak en het tafelbiljart bleven op zolder. Slechts af en toe deed een instemmend gejuich de buren in de Immobiliastraat opschrikken. Zij waren wel anders gewend. Ware volksfeesten ontstonden spontaan bij Kros thuis, soms wel veertig jongens en meisjes kwamen op visite. En als de kamer geen ruimte meer bood om te volksdansen dn verhuisde men simpelweg naar het dak en zette het burengerucht daar voort.
De volgende dag was het inleveren van lege flessen en het ontvangen van statiegeld een garantie voor de aanschaf van levensmiddelen.
Bij de vele spelletjes was de inzet nooit geld of iets van materiële waarde. De ongelukkige verliezer kreeg een dwaze opdracht uit te voeren en menig nietsvermoedende passant kon dan getuige zijn van een slachtoffer die de meest absurde bewegingen of danspassen op straat stond te maken. Boven achter de ramen rolden de ‘overwinnaars’ over de grond van het lachen of lieten zich uit opperste hilariteit ruggelings op het bankstel vallen. Dit eerste bankstel van de familie Kros ging dan ook niet al te lang mee.
De gehele periode dat Kees Kros aan De Snelwiek verbonden bleef, was zijn woning een toevluchtsoord. Zelfs in de moeilijke oorlogsjaren, die voor de deur stonden, werd misschien wel te veel, maar dan onbewust, van zijn gastvrijheid gebruik gemaakt.
Toekomstbeeld
Waarom gaat iemand een handbalclub oprichten op een moment dat er al één vereniging, Dynamo, in de buurt gevestigd is?
En waarom doen ze dat op een moment dat ruim anderhalf jaar eerder het land overrompeld werd door een Duitse bezetter?
Een antwoord zou kunnen zijn dat het oorlogsgeweld de Snelwiekers tot dan toe niet zozeer had getroffen. Maar de rook van het gebombardeerde en platgebrande Rotterdam moet toch ook in Zuid te zien en te ruiken zijn geweest. Iedereen moet in zijn familie of kennissenkring toch wel een gedupeerde hebben gekend. Of dacht men toen al aan een spoedige afloop van de oorlog? Wilde men afleiding hebben door te gaan sporten?
De sfeer die toen bij De Snelwiek heerste wordt nu door menigeen omschreven als “een onbeschrijfbare hechte band die je tegenwoordig niet meer tegenkomt”.
Een opmerkelijk gegeven is in ieder geval dat van de groep die lid is geweest tussen 1941 en 1945 nog velen contact hebben met elkaar. Wellicht kwam dit door de omgang met elkaar gedurende de nog resterende oorlogsjaren, want we zijn nu nog steeds in 1941.
Het tenue
Het bepalen van een tenue kon nooit een probleem geweest zijn. Misschien had men voor een korenbloemblauw of kanariegeel overhemd kunnen kiezen. Een bijpassend gekleurd sportbroekje en horizontaal gestreepte sokken, maar het zal duidelijk zijn dat de aanschaf van al die middelende meeste ouders of gezinnen voor financiële problemen zou hebben gesteld. Daarom was de keuze iets eenvoudiger. Een zwart broekje had iedereen wel in huis en een wit overhemd mocht helemaal geen probleem zijn. Later werd voor het witte overhemd een embleem ontworpen met daarop de nog steeds huidige clubkleuren oranje en blauw. Oranje van de zon, blauw van de lucht en in die blauwe lucht onder de oranje zon is Snelwiek actief.
Sokken en schoenen waren ondergeschikt aan het tenue. De schoenen werden al snel het grootste probleem. Was je niet in het bezit van sportschoeisel dan resteerden slechts twee mogelijkheden. De reserves of geblesseerden stelden hun paar beschikbaar of de sokken gingen ook uit en speelde men even vrolijk op blote voeten. Later zouden de schoenenbonnen hun intrede doen.
De eerste wedstrijd
De allereerste wedstrijd van De Snelwiek werd gespeeld op Laag Zestienhoven. De tegenstander was Dynamo. (In 1972 is Dynamo gefuseerd met De Schutters en gingen zij verder onder de naam Ancora).
Deze ontmoeting werd buiten competitieverband gespeeld, maar had toch duidelijk een doel. Wanneer De Snelwiek het treffen met het veel meer ervaren Dynamo in winst om wist te zetten, dan werd door Dynamo een echte lederen handbal geschonken.
Dit vooruitzicht bracht de jongens van Kees Kros in opperste staat van extase want een eigen bal was nog niet in het bezit en hoe kon je nu serieus trainen zonder echte bal?
Met welke instelling Dynamo de wedstrijd is begonnen zal wel nooit achterhaald kunnen worden. Feit is dat wij wonnen. Deze anekdote was de basis voor een lange en hechte vriendschap tussen Snelwiek en Dynamo.
Materialenman Jan Versloot had zijn eerste attribuut, een lederen handbal met veters. Zo één die diepe indruk achterlaat in je hoofd. Hij heeft de bal als een pasgeboren baby gekoesterd en na elk gebruik, zoals het hoort, ingevet.
Een veld op de Mare
Het Zuider Volkshuis bleef het centrale punt van De Snelwiek. Behalve voorzitter en scheidsrechter was Kees Kros ook de trainer van de jonge groep. Dit trainen gebeurde aan de gymzaal van het Volkshuis, waar ook toneelopvoeringen werden gehouden.
Wanneer de weergoden het toelieten en zelfs bij slecht weer toog men naar het speelveld aan de Mare en soms, om dit veld te ontzien, naar de Valkeniersweide.
Eigenlijk viel er op de Mare (op de plek waar nu de speeltuin Brabants Dorp staat) niets te ontzien. Dit terrein, gehuurd van de gemeente, stond bekend als knollenveld. Van enige egaliteit was totaal geen sprake en van de huidige eisen die voor sportvelden gelden, kon men toen slechts dromen.
De gemeente deed hoegenaamd niets aan dit veld, waarvan ook de korfballers van De Sperwers gebruik maakten. Opnieuw inzaaien zou ook geen zin hebben gehad, omdat het handbalgebeuren elk jaargetijde doorgang vond. Afgelastingen waren toen nog niet uitgevonden en of het nu 15°C vroor of een regenwolk zich boven de Mare ontlaadde, er werd gehandbald.
Na de wedstrijd of training liep men gezamenlijk over de Lede of door de singel terug naar het semi – clubgebouw De Uil, tegenover de Brink. Het voordeel van de wandeling door het slootwater was dat de benen weer toonbaar werden, want sanitaire voorzieningen waren noch op de Mare noch in De Uil aanwezig.
Was de Uil niet beschikbaar dan werd mevrouw Kros weer eens met een bezoek vereerd en werden daar de elftalvergaderingen en verenigingsnieuwtjes besproken.
De dames in opmars
De omstandigheden en conditie van het Mareveld gingen ook op voor de andere verenigingen in en rond Rotterdam. Van het Goudse Vires et Celeritas is bekend dat bij hen het langst op voorzieningen is gewacht. Om enigszins schoon huiswaarts te kunnen keren was een duik in een aangrenzende moddersloot noodzakelijk. Bij vorst werd zelfs iemand aangewezen die eerst een wak in het ijs moest slaan voordat hygiënische handelingen konden worden verricht.
De bezoeken naar tegenstanders werden per tram of per fiets afgelegd, in de latere oorlogsjaren zelfs geheel lopend.
Tijdens de eerste wedstrijden stonden steeds acht á negen man reserve. Het feit dat zoveel invallers zonder de zekerheid van meespelen aanwezig waren, benadrukt de grote saamhorigheid en betrokkenheid bij De Snelwiek. En hoewel het spel een recreatief karakter had, verloor men de prestatie nimmer uit het oog.
Toen na een jaar herenhandbal in 1942 het dameshandbal haar intrede maakte, werd er een formule bedacht om de dames direct achter het herenhandbal te laten spelen. Dit had als groot voordeel dat de reis een stuk gezelliger werd en dat de heren de dames moesten aanmoedigen en andersom. Vaak ook stonden familieleden en vrienden langs de kant mee te roepen. Wellicht heeft dit ertoe bijgedragen dat de dames van De Snelwiek als vrij snel (1943 – 1944) na de oprichting kampioen van hun afdeling werden. Met 1 punt bleven de dames van Hollandiaan voor en promoveerden naar de tweede klasse. De leider van het toenmalige dameselftal was Gerrit ter Woort.
“Niet door ons briljante spel, maar door onze hechte band zijn wij kampioen geworden”, zou Bep van Vliet later zeggen. Gevierd werd dit niet. Het Zuider Volkshuis had daartoe niet de middelen dus werd er weer bij Kros aangeklopt.
Over het algemeen werd tegen dameshandbal niet vreemd aangekeken. Voornamelijk omdat veelal de vriendinnen en verloofdes van de mannen handbalden. Voor het herenhandbal lag het iets anders.
“Het is geen mannensport”, werd minachtend geglimlacht, of “handbal… is dat niet met zo’n korfje”.
Toch lag handbal iets beter in de markt dan korfbal.
Invloed van het Zuider Volkshuis
Om lid te kunnen zijn van De Snelwiek moest eerst een lidmaatschap worden aangegaan met het Zuider Volkshuis. De bedragen die het Volkshuis daarvoor vroeg waren te verwaarlozen.
Op het mededelingenbord in het Volkshuis waren de opstellingen af te lezen. Soms werd op clubavonden verteld waar zondags aangetreden moest worden.
Later kreeg het Volkshuis de beschikking over een stencilmachine waarvan de sportafdelingen gebruik mochten maken. Dan zien we ook langzaam de opkomst van het cluborgaan, maar daarover later.
De invloed van het Zuider Volkshuis ging verder.
Gedurende lange tijd was het de gewoonte dat bij elke vergadering van een sportafdeling een waarnemer van het Volkshuis aanwezig moest zijn.
Zo waren het Volkshuis en De Snelwiek nog een flinke periode, in ieder geval tot de jaren zestig, onafscheidbaar.
Andere sportafdelingen uit die periode zijn (naast het al eerder genoemde De Sperwers), de voetbalvereniging VIOD (Vriendschap Is Ons Doel), volleybal ZVC en pas veel later (1952) de basketbalafdeling die ook onder de naam Snelwiek zou gaan spelen. Voor al deze sportafdelingen zal ongetwijfeld eenzelfde invloed van het Zuider Volkshuis zijn uitgegaan.
Oorlogsleed
Waarschijnlijk is de periode 1940 – 1945 doorgespeeld tot halverwege 1944. Wellicht door de emotionele omstandigheden weet niemand die wij het gevraagd hebben dit zeker. Het jaartal 1944 is zeer aannemelijk omdat toen de moeilijkheden voor de Rotterdammers pas goed een aanvang namen.
Doordat het Rotterdamse gemeentebestuur onder invloed was komen te staan van het N.S.B. ging de Rotterdamse Bond, een onderafdeling van het Handbalverbond, plat. Dit betekende in ieder geval dat vanaf dat moment geen competitie meer werd gespeeld.
Godzijdank is Snelwiek zelf van N.S.B. invloeden gevrijwaard gebleven. Toch is in een vroeg stadium een aantal, in welke hoedanigheid dan ook, geconfronteerd met het oorlogsleed.
Enkele sloten zich aan bij de ondergrondse, waaronder Cor Feenstra, die ongelukkigerwijs bij een station werd aangehouden terwijl hij bezig was illegaal drukwerk te verspreiden. Hij verdween vervolgens voor onbepaalde tijd in een concentratiekamp. Feenstra heeft na de oorlog over deze periode niets willen vertellen. De toenmalige student Johan Stel werd in Hollum in een interneringskamp geplaatst. Kees Kros is daarnaar afgereisd om te trachten Stel terug naar Rotterdam te halen.
Razzia’s
Uiteraard is het leven gedurende de gehele bezetting voor de massa der bevolking moeilijk geweest, in de herfst van 1944 scheen alle hoop op de toekomst vervlogen.
Begin september werd de Rotterdammer wederom geconfronteerd met Duitse terreur. Als reactie op Dolle Dinsdag (5 september 1944) vernietigden de Duitse bezetters de Rotterdamse havens.
Behalve Snelwiekers op visite kreeg de familie Kros nu ook onderduikers te verbergen. Tijdens de spoorwegstaking van september 1944 was een aantal kinderen van bevriende spoorwegemployees bij hen verstopt.
Amper een maand later moest hij bij de eerste razzia zelf zijn omgebouwde kast in. Eindelijk was hij ondergebracht bij zichzelf.
Op 21 juli van dat jaar begonnen in West – Nederland de gevreesde razzia’s. Doel van deze razzia’s was om goedkope Nederlandse arbeidskrachten in te zetten in de Duitse (oorlogs)industrie. Omdat het bestand van de Duitse fabrieksarbeiders aangewend moest worden om aan het front dienst te doen was het tekort daar nijpend.
Het plan van de bezetter bestond uit het voornemen ruim 600.000 weerbare mannen van zestien tot negenendertig jaar uit West – Nederland als vervangende arbeidskrachten weg te voren. Omdat vrijwel de gehele Nederlandse industrie niet in bedrijf was, zou die hier geen schade van ondervinden.
Terwijl Maastricht al was bevrijd, vonden de eerste Razzia’s in Rotterdam plaats.
Velen ontdekten pas op de vroege ochtend van 10 november dat er iets gaande was. Toen zij de deur uit wilde naar hun werk zagen zij op elke straathoek een Duitse soldaat posten, het geweer in de aanslag.
Sommigen werden meteen aangehouden, anderen werden terug naar huis gestuurd met de mededeling daar af te wachten. Zo waren zij toch nog in de gelegenheid anderen te attenderen op wat komen ging. Velen begrepen de boodschap en doken onder.
In de wijken van Rotterdam was geen sprake van uniform optreden door de Duitsers. Op sommige plaatsten in Vreewijk kwamen zij schieten de straten in en gooiden de biljetten met bevelen in de brievenbussen. Op andere plaatsen ging het er iets ‘gemoedelijker’ toe. Gelukkig was bij een groot aantal Duitse soldaten de motivatie om de huizen goed te doorzoeken al verdwenen. Op 10 en 11 november werden toch nog 50.000 mannen uit Rotterdam per trein en Rijnaak richting Duitsland weggevoerd. Vierhonderd onder hen sneuvelden daar door geallieerde bombardementen of werden ziek en stierven vervolgens wegens gebrek aan medicamenten.
De vriendschap die bestond onder de Snelwiekers kwam ook nu van pas. Zo dook Pleun Nouwen onder bij Henk Kindt. Pleun is de jongere broer van Arie Nouwen, deze onderscheidde zich van Pleun door een niets verbergende brutaliteit en durf. Arie was in 1943 al eens opgepakt en niet lang daarna gevlucht en weer naar huis teruggekeerd.
Naar Brabant
Omdat de voedselvoorraden in het westen van het land gering werden was een ieder genoodzaakt er op uit te trekken.
Met als enig transportmiddel een oude fiets met massieve houten banden reisde een groepje van zes tot acht man wekelijks richting Brabant. Later zou dit groepje groter worden omdat de vriendinnen van deze jongens meefietsten. Het eindpunt van deze fietstochten was steevast ‘Het Straatje van Seters’, een groepje boerderijen tussen Terheijden en Dorst.
Al lang voor de noodzaak bestond om voedsel te bemachtigen, was ‘Het Straatje’ een geliefkoosde plek voor veel Snelwiekers.
Menig weekeinde werd daar doorgebracht, onder andere bij boer Hermans. Vrijdagsavonds na het werk of school werden de fietsen beladen en ’s maandagsmorgens was er wederom de herinnering aan een aantal onvergetelijke dagen. Tot ver na de oorlog zouden de uitstapjes naar boer Hermans voortduren. Een nieuwe lichting handballers ontdekten deze plek ook. Maar daarover later in de geschiedenis.
De route van Rotterdam naar Brabant was inmiddels bekend bij het groepje dat zij bijna blindeling de weg konden vinden. Hun namen en gezichten zijn niet meer weg te branden van het netvlies van boer Hermans en zijn collega’s.
Dit maakte het tijdens de hongerwinter iets eenvoudiger om goederen, waaronder zeep, te ruilen voor brood en bonen.
De enige oeververbinding op het traject was de Moerdijkbrug over het Hollandsch Diep. Het toezicht van de Duitsers gaf in de eerste oorlogsjaren weinig of geen problemen. Nu echter de oorlogssituatie steeds grimmiger werd (het zuiden van het land was al bevrijd), nam ook de daadwerkelijke controle op de passanten toe. Meer en meer ervoeren de Snelwiekers dat de confrontaties benauwder werden. Telkens weer stonden ze voor het dilemma; wachten of doorfietsen.
Eén keer echter ademde de dreiging van aanhouding zo zeer in hun nek dat bij een aantal werkelijk de moed in de schoenen zonk. De groep van ongeveer tien personen besloot bij elkaar te blijven. Zo waren zij bij machte de twee Duitse militairen en een geuniformde NSB-er, ondanks dat zij gewapend waren, met verbale bravoure de baas te blijven.
Afsluitend
Zo leefde men langzaam naar het einde van de bezetting toe. De handbalsport kwam tijdelijk op een tweede of misschien wel derde plan.
Resumerend kan gesteld worden dat de eerste generatie leden van De Snelwiek een zeer hechte groep vormden. (Het lidwoord voor de clubnaam is voorlopig nog officieel).
Zij steunden elkaar waar mogelijk. Dit is ongetwijfeld een voortvloeisel uit de levensbeschouwelijke visie van het Zuider Volkshuis, zoals het Voerman en Havelaar heft voorgestaan.
Opvallend is dat het samenbrengen van jongens en meisjes in groep G een aantal huwelijken heeft opgeleverd. Op zich niet zo verwonderlijk omdat het Volkshuis de enige plaats van vertier was in Vreewijk.
Doordat de geallieerden het offensief verhevigden werd een groot deel van Nederland frontgebied. Ook gas en elektriciteit waren schaars. Leegstaande huizen werden van sponningen en vloerdelen ontdaan en gedegradeerd tot brandhout. De zwarte handel bloeide welig.
Ruim 18.000 overleefden de hongerwinter niet. Kommer en kwal totdat in april de geallieerde tanks de straten van Rotterdam binnen denderden en een aantal dagen later de eerste voedselbombardementen plaatsvonden.
Wanneer op 5 mei 1945 de Duitsers volledig capituleren denkt Rotterdam voorzichtig aan wederopbouw.
Bij De Snelwiek hoeft weinig heropgebouwd te worden, daar hoeft met alleen de draad weer op te pakken.
2. Na de oorlog
Oorsprong van het handbal
Alvorens de geschiedenisdraad weer op te nemen een stukje historie die aan onze oprichting vooraf ging.
Want handbal, in de meest vergelijkbare vorm van het huidige spel, wordt al zo’n zes á zeven decennia in ons land gespeeld. Rond 1870 speelden de Amerikanen al een soort spel wat verdacht veel op het handbal geleek. Maar om de Amerikanen het idee te ontnemen dat zij alles hebben uitgevonden lijkt het misschien verstandiger om het wat dichter bij huis te zoeken. Onze oosterburen beoefenden, ook al in de vorige eeuw, een sport die zij ‘ Torball’ noemden. Deze variant uit die tijd leek het meest op het vroegere veldhandbal. De Denen gooiden ook al een balletje. De naam die zij daarvoor verzonnen hadden was ‘Haanbold’. Wat de naam betreft begon het er al op te lijken. Treffend is dat de Deense variant het meest valt te vergelijken met de eerste zaalhandbalactiviteiten. Later worden de speelvelden in Denemarken vergroot van 40 x 20 meter naar 80 x 40 meter.
Het zal duidelijk zijn dat het handbal een zogenaamde sport in ontwikkeling is geweest. Het heeft meer dan een eeuw lang onder invloed van veranderingen gestaan. Eigenlijk is het handbal dat rond de eeuwwisseling gespeeld werd een combinatie van korfbal, basketbal en voetbal. Voetbal voor wat betreft de afmetingen van het veld en doel en het hanteren van enkele spelregels. De erfenis van het korfbal was het stilstaand aspect, wat deze sport nog steeds karakteriseert. Als vroegste voorloper in Nederland zou men vuistbal aan kunnen wijzen. Deze sportvorm had iets van handbal in zich. De bal diende met de vuist, nadat de bal stilstaand moest worden overgespeeld, in het doel geslagen worden.
In Nederland
Voor velen zal het ongeloofwaardiger klinken, maar de oorsprong van het nationale handbal ligt in Groningen. Niet in Limburg of rond Den Haag waar de ‘smaakmakende elite’ huist, zoals Sittardia, Vlug en Lenig, Hermes of Hellas. In 1926 werd de eerste aanzet op een grasveldje ergens in het Groningse Stadspark gegeven. Een aantal turnverenigingen wilden wel eens wat anders en onder leiding van Aolke Faber oefenden deze pioniers de eerste handbalbewegingen. Het zal daarom niet vreemd zijn dat de eerste competitie een Groningse aangelegenheid was. Aspasia mocht zich de eerste handbalkampioen van Nederland bij de dames noemen. Bij de heren werd dit Jahn II uit Stadskanaal.
Omdat handbal een bewegingssport was, werden de kampioenschappen georganiseerd door het K.N.G.V. (Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Verbond). Na een aantal ingewikkelde intriges ressorteerde het handbal pas in 1936 onder de Bond Handbal Commissie en in 1942 statutair onder het N.H.V. (Nederlands Handbal Verbond). Overigens trad de afdeling Limburg pas ver na de oorlog tot het N.H.V. toe.
Ten tijde van de oprichting van De Snelwiek waren al een aantal verenigingen in de afdeling Rotterdam actief. Het al eerder genoemde Dynamo, maar ook De Meeuwen, Hollandiaan, A.D.O., D.W.S en Vires et Celeritas. Zelfs gemeenten als Gouda en Gorinchem telden beiden drie handbalverenigingen. Binnen de stadsgrenzen van Rotterdam handbalden behalve de genoemde nog bestaande verenigingen destijds Hollandia, Minerva en Rotterdam. Niet veel, vooral als dit aantal van twaalf clubs vergeleken wordt met het Haagse potentieel van achtentwintig. Logisch dat beide afdelingen werden samengevoegd tot het district West B.
Pacifisten
De Snelwiekers die tijdens de oprichting gemiddeld zo’n achttien jaar oud telden, waren plotseling volwassen en een ervaring rijker. Elke dag weer moesten er confrontaties zijn geweest die de afgelopen bezettingsjaren weer voor de geest brachten. Herinneringen aan arbeidsinzet, onderduikers, razzia’s en deportaties maakten onder andere Henk Kindt en Niek Schouten dienstweigeraars. De eerste kreeg taakvervangend werk terwijl Schouten voor bepaalde tijd naar kamp Vledder verdween. Inmiddels diende zich een jongere groep handballers aan. Zij overleefden de oorlog als tieners en hebben (mogelijkerwijs) deze periode als minder indringend, misschien wel spannend, beleefd. Vast staat, in ieder geval, dat binnen de eerste Snelwiekgroep de herinneringen niet al te emotioneel waren. Met uitzondering van een enkeling heeft niemand in één van de Duitse vernietingingskampen gezeten. Later zouden enkelen van de nieuwe lichting het als hun plicht ervaren zich naar Nederlandsch – Indië te laten inschepen. Peter Griese, Roel Schmidt en Gerrit van der Neut hoorden daarbij, maar daarover later meer. Tussen de dragers van ‘het gebroken geweertje’ en de verdedigers van het ‘overzeese’ ontsponnen zich, vreemd genoeg geen hoog oplopende discussies. Men respecteerde elkaars mening.
Weer handballen
De competitie in Nederland kreeg 16 september 1945 een aarzelend vervolg. De gesteldheid van het terrein aan de Mare kon in de achterliggende jaren alleen nog maar verslechterd zijn. De term knollenveld was toen zeker op zijn plaats en Laag Zestienhoven was grotendeels veranderd in een aardappelveld. Wij gingen onze thuiswedstrijden spelen op Varkenoord, in de schaduw van de Kuip, gebouwd in 1937. Getraind werd nog steeds aan de Mare onder leiding van Kees Kros. Toch was het voor hem een aflopende zaak. Hij aanvaardde een functie als bedrijfsleider bij het sportfondse zwembad aan de van Maanenstraat en betrok daar een dienstwoning. Handbal en werk waren niet langer te combineren en spoedig droeg hij de voorzittershamer over aan Han Terlouw. Het ledental in die jaren schommelde rond de vijftig. Vreemd genoeg was de verhouding mannen en vrouwen in het voordeel van de eerste terwijl landelijk gezien de dames in de meerderheid waren. Een beeld trouwens dat bij Snelwiek door de jaren heen standhoudt. De contributie in die tijd bedroeg voor de senioren een kwartje en voor junioren ‘slechts’ een dubbeltje.
Junioren
De eerste junioren die het bedrag van tien cent moesten opbrengen waren onder andere Rinus Verbeek, Leen ter Woort en Binus Flipse. Nog steeds stapte men op tram of trein als de afstand per fiets te groot werd geacht. Het verzamelpunt bij uitwedstrijden was de hoek Beyerlandse laan en Polderlaan in Hillesluis. Van daar lopend naar het vertrekpunt spoorstation Zuid aan de Oranjeboomstraat. Het regime van de leiding zou je hard doch rechtvaardig kunnen noemen. Wie te laat bij het vertrekpunt arriveerde stond reserve. Vooral tijdens de wintermaanden werd dit als een geduchte straf ervaren. Handballen in de sneeuw of met vorst was, ondanks het jeugdig fanatisme, geen pretje, laat staan het simpel functioneren als reserve langs de zijlijn. Protesteren tegen deze gang van zaken durfden de toenmalige junioren echter niet. Zij keken huizenhoog op tegen het kader, die toen amper tien jaren ouder moeten zijn geweest en waarvan de meesten in het EERSTE speelden. Behalve een leeftijdskloof zou je ook kunnen spreken van een beleefdheidskloof. Junioren hadden ontzag voor de senioren waarvan zij het spelletje moesten leren. Tutoyeren was uit den boze.
Het aantal junioren zou de eerste jaren voorzichtig oplopen naar tweeëntwintig. Op een totaal ledenbestand van vierenvijftig was dit een percentage van ongeveer veertig procent. In een hedendaagse vergelijking zou dit percentage een vertrouwensvol beeld voor de toekomst geven. Voor het seizoen 1947 / 1948, waar bovenstaande cijfers realiteit waren, betrof het een record en betekende zeker een basis voor de komende ontwikkelingen bij De Snelwiek.
Schoenenbonnen
De stad Rotterdam werd opgebouwd. Hier en daar verrezen noodwinkelstraten. Door de hier aanwezige industrie bevond het openbaar vervoer zich al snel in de vooroorlogse staat. De infrastructuur had de grootste prioriteit. Dit in tegenstelling tot onze noordelijke provincies waar boerenwagens en Canadese legertrucs pendelden. Natuurlijk bestond er verder nog een groot tekort aan materiaal. Een soort Marshall – hulp voor het handbal heeft nooit bestaan. Toch kreeg het Handbal Verbond in 1946 de beschikking over zesduizend paar sportschoenen en duizend ballen. Hoe deze aantallen evenredig over de Nederlandse handbalverenigingen verdeeld zouden moeten worden, vermeldt de geschiedenis niet. In ieder geval is deze schenking niets bij De Snelwiek terechtgekomen. Dat een verdeling door middel van bonnen zou moeten plaatsvinden spreekt voor zich.
Ook bij De Snelwiek ontkwam men niet aan distributieperikelen. Binnen de vereniging verlootte Pleun Nouwen, als voorzitter, een aantal schoenenbonnen. Deze gaven recht op een paar gymschoenen, bij de Bata tegen kostprijs aangeschaft. Door de jaren heen, dat zal telkens blijken, heeft Snelwiek veel baat gehad van leden die werkzaam waren bij bepaalde bedrijven of daar een leidinggevende functie vervulden.
De eerste die als zodanig bestempeld mocht worden is Kees Kros geweest, die zijn beroep van gymnastiekleraar gebruikte voor het opleiden van onze eerste handballers.
In een ander echelon deed Ans Nouwen, de echtgenote van Arie Nouwen, dit ook. Als thuiswerkster bij de firma Gerzon beschikte zij over lappen stof en gereedschap, waaronder ongetwijfeld een naaimachine van het merk Singer, scharen, naalden en meetlinten. Zodoende was zij in de gelegenheid om met behulp van een aantal vriendinnen die in ateliers werkzaam waren, Snelwiek – tenues te maken en vermaken en zelfs een paar jacks te vervaardigen. Vooral het groepje waarmee de reisjes naar Brabant werden gemaakt, droeg gelijksoortig gekleurde windjacks.
Leegloop
Het ledenaantal van De Snelwiek bedroeg in het seizoen 1947 / 1948 vierenvijftig. De onderverdeling was als volgt; twintig heren, twaalf dames en tweeëntwintig junioren. Juist rond 1947 kampte de vereniging met een aantal opzeggingen. In de meeste gevallen was verhuizing naar een andere gemeente, veelal in een verre provincie, de oorzaak.
Desondanks bleef het aantal vrij stabiel rond de vijftig schommelen. Het aandeel heren bleef mondjesmaat groeien en wat de dames betrof was het verloop vrij grimmig. Van twaalf dames naar tien (1949 / 1950), vervolgens zevenentwintig in 1951 / 1952 om daarna te stabiliseren (zevenentwintig in het seizoen 1954 / 1955, negenentwintig in 1956 en drieëndertig in 1957).
De belangrijkste aanwijsbare reden voor de minieme toename was de drang tot het moederschap. Wij hadden veelal jonge echtparen in het ledenbestand die de bekende clichématige gedachte van ‘de hoeksteen der samenleving’onderstreepten. Dit ondanks een groeiende pessimistische kijk op de toekomst, vooral ingegoten door een inmiddels gecreëerde koude oorlog, waarbij angst voor het oprukkende communisme een grote rol speelde. Diezelfde angst lag ook ten grondslag aan het voornemen van enkele gezinnen te gaan emigreren.
Ook Snelwiek heeft een eigen clublied.
Snelwieklied
Bij warmte, kou en regenwind,
Blijft Snelwiek steeds paraat.
Het is de band die ons verbindt,
Waar het op ’t Volkshuis steeds om gaat.
Van liefde en gemeenschap,
In mens en medemens.
Dus vormt een band van vriendschap,
Dat is ons aller wens.
In Snelwiek doen wij steeds ons best
Een ware vriend te zijn.
Bij prachtig spel, dat ons nog rest,
Wordt handbal een festijn
Houdt allen hoog sportiviteit,
Dan wordt het spelpeil goed
En Snelwiek kent zijn mooiste strijd
Vol levensdurf en moed.
Bindmiddel
In het spaarzame en daarom zeldzame Snelwiek archief, dat voornamelijk bestaat uit een aantal verschillende jaargangen Snelbinders uit de beginperiode tot pakweg begin jaren vijftig, valt op te maken dat het lidwoord De voor Snelwiek begin 1948 plotseling niet meer gebruikt wordt. Een aanwijsbare reden daarvoor is nergens terug te vinden. Zelfs niemand weet zich deze minieme naamsverandering te herinneren.
Vanaf nu zal dan ook in de verdere geschiedbeschrijving van Snelwiek gesproken worden.
Werd het vroegste clubnieuws via het mededelingenbord in het Zuider Volkshuis bekend gemaakt, een echt cluborgaan zou toch niet mogen ontbreken. Vijf jaar na de oprichting schreef Peter Griese “Eindelink is het zover, dat we een eigen blad hebben. Af en toe verscheen er wel iets de laatste tijd, maar niet zoals wij het wilden. Want een eigen clubblad moet je niet onderschatten”.
Peter Griese hoefde de redactie en de daaruit voortvloeiende verantwoording niet alleen op zich te nemen. Nel Markus ontpopte zich als een kundig medewerkster. Saillante vermelding in het eerste nummer van de eerste jaargang in juli 1947 was de mededeling dat de leden en donateurs / trices het blad gratis ontvingen.
Overige geïnteresseerden moesten bij Nel Markus aan de Struweel 82 vijf cent neerleggen voor een los nummer. Dit prijskaartje verdween als snel uit de kop zodat aangenomen mag worden dat buitenstaanders niet in rijen voor de deur van de toenmalige redactrice stonden. Overigens bestond het eerste orgaan uit vier foliovellen met wat algemeen landelijk handbalnieuws en korte verenigingsgebonden nieuwdtjes. Een naam was nog niet verzonnen. Voorlopig verscheen het clubblad maandelijks als OFFICIEEL MEDEDELINGENBLAD VAN H.V. “DE SNELWIEK”.
Advertenties
Omstreeks het vijfde nummer veranderde het uiterlijk plotseling in een vijftien pagina’s tellend boekwerkje met twee nietjes keurig in de rug om het geheel bijeen te houden. Wim Serlier trad als corrector tot de redactie toe en het resultaat mocht er meteen zijn. Een volkomen foutloze tekst. Het betreffende vijfde nummer werd door het Grafisch Service Bedrijf Weeber & Verstoep gedrukt. Nel Markus versierde, waarschijnlijk op jaarbasis, een zestiental advertenties. De adverteerders hadden hun nering in Vreewijk, een enkeling in de meest nabije omgeving daarvan. Vishandel “De Maas”, De radio specialist “W. van Raayen”, Vleeshouwerij en spekslagerij “J.L. van de Ende”, rijwielhandel “J. van Straten”, bakker “Van ’t Hoff”en “J. Stoutjesdijk” voor levensmiddelen uit de Bleekerslaan rekten hun bestaan dankzij een advertentie in ons clubblad.
Doordat wekelijks wedstrijden gespeeld hoorden te worden en de frequentie van het blad maandelijks was, werden de opstellingen niet vermeld. Spelers en speelsters werden door middel van een voorbedrukte uitnodigingskaart in kennis gesteld. Bijvoorbeeld, vertrek om 10.00 uur per fiets van het Zuider Volkshuis naar Hillesluis om aldaar met trein of tram verder te reizen. Ook de positie in het elftal werd aangegeven.
Wel vermeld werden de uitslagen. Zodoende bleef voor het nageslacht bewaard dat op 4 oktober 1947 de meisjes junioren tegen Dynamo het opvallende resultaat van 0 – 0 gelijkspel boekten. Mogelijk werd met een te zware herenbal gespeeld.
Snelbinder
“Weer heeft de Meimaand zijn intrede gedaan, een nieuwe tijd is weer ingeluid. Iedereen voelt zich als herboren. Bomen, struiken en planten vertonen zich weer in hun prachtige kleuren en tinten. Ook onze krant heeft zich in een nieuw kleedje gestoken, al gaat zij niet in zo’n schitterend gewaad als de natuur, toch verschijnt zij met iets nieuws. Dat nieuws, U zult het wel hebben opgemerkt, is de naam ‘Snelbinder’. Velen zullen nog niet begrepen hebben, waarom wij juist deze naam gekozen hebben. Voor hen zullen we even de verklaring laten volgen. Het eerste gedeelte ‘Snel’is natuurlijk in de eerste plaats afgeleid van ‘Snelwiek’, maar tevens is het een uiting van onze wil om de zaak snel (d.w.z. op rolletje) te laten lopen. Het tweede gedeelte ‘Binder’geeft figuurlijk aan, dat het onze bedoeling is om door middel van dit blad de band tussen de leden en donateurs van ‘Snelwiek’ te versterken”.
Het is mei 1948 toen een nieuwe redactie bestaande uit Aad Bosua, B. Groeneweg en C. Uitdenbogaard, lyrich geworden door een aanstormende lente, bovenstaande tekst publiceerde. Het is nog steeds de eerste jaargang, maar we zijn inmiddels aangeland bij nummer negen. Waarschijnlijk uit kostenbesparing heeft men de eerder aangehaalde uitvoering van het clubblad laten vervallen. Omdat alle posten van een financiële administratie een debet en een creditzijde bevatten zien we ook de advertenties niet meer terug.
Vandaar de geuite veronderstelling dat die advertenties op jaarbasis verworven zijn. Het stencildrukwerk werd weer in eigen hand genomen en in het Zuider Volkshuis op de daar aanwezige stencilmachine afgedraaid. Alle leden kregen hun Snelbinder keurig thuis bezorgd. Per wijk of gedeelte daarvan werd een wijkagent opgesteld, die maandelijks het clubblad op de uiteindelijke plaats van bestemming bracht.
Inhoud
Waarvoor dient een clubblad? In zekere zin is het de band tussen de leden onderling. Het is een voor iedereen toegankelijk orgaan. Het is ook de spreekbuis van het kader naar het lid als individu. Voor een Technische Commissie bijvoorbeeld met opstellingen en oproepen tot het deelnemen aan trainingen.
Dit laatste is het enige wat consequent in vijfenveertig jaar Snelbinder aanwezig was.
Voor de voorzitter is het een ventilatie van zijn kundige visie op de handbalsport en zijn verwachtingen over de toekomst. Voor de penningmeester is het een veelvuldig publiceren van wanbetalers, terwijl de goedwilligen alweer in de anonimiteit verblijven. Voor de secretaris, die wekelijks geconfronteerd wordt met nieuwe aanmeldingen en ook, helaas het is niet anders, met opzeggingen, het samenstellen van overzichten die mutaties op de ledenlijst noodzakelijk maken. Hierbij hopend dat de balans in zijn ambtsperiode niet al te negatief uitslaat. Voor de leden. Reacties op gebeurtenissen? Wedstrijdverslagen?
Over het algemeen zijn dit de ingrediënten, die over bijna een halve eeuw Snelbinder, een vrij eenzijdig menu voortoverden. Eigenlijk een clubblad dat een rechte koers vaart en dat bij eventuele lichte ontsporing geen averij oploopt. Op de gestelde vraag, “Wat vond u van het clubblad?” werd over het algemeen vrij positief geantwoord. Slechts een enkeling gewaagde het zich in negatieve zin uit te laten. Hierin ligt het bewijs dat het gros van de leden niets extra’s verwacht buiten de reguliere rubrieken als opstellingen en verenigingsaangelegenheden. Toch probeerden een aantal leden van die tijd de Snelbinder een eigen gezicht mee te geven. In de tachtiger jaren probeerde Ruud Aret met medewerking van onder andere Wil Visser, Piet Koster, Bas van Doorn, Rob Ramsteijn en de familie Rondberg een maandblad onder de titel “Snelbinder extra” te maken, dat buiten de reguliere Snelbinder verscheen en vrijwel geen handbalnieuws bevatte.
De inhoud varieerde van het vermelden van de zojuist aangepaste minimum jeugdlonen, krantenknipsels uit het verleden, een kookrubriek, strips tot verder voornamelijk kolder. Eigenlijk werd met de Snelbinder extra het traditionele doorbroken en gaf dit meteen stof tot enige discussie. Mag je een clubblad aanwenden tot het publiceren van artikelen, meningen, oproepen en dergelijke die verder niets met het handbal te maken hebben. Zo plaatste Walter Griese, als voorzitter ooit een oproep tot het deelnemen aan een demonstratie tegen het plaatsen van kernwapens in Nederland. Deze demonstratie zou plaatsvinden in Den Haag en speelde zich af in een tijd (1981 – 1985) dat half Nederland in opstand leek te komen tegen de Nederlandse NAVO – verplichtingen kernwapens op het grondgebied te dulden en onze minister-president doof leek voor alle tegenargumenten. Dit kwam Walter op een ingezonden reactie te staan van John Kranenburg die vond dat een clubblad als de Snelbinder geen medium voor maatschappelijke of culturele boodschappen is. John reageerde vanuit zijn professie van beroepsmilitair en helaas is de toen ontstane discussie nooit doorgevoerd.
Techniek
Eén opvallend aspect van vijfenveertig jaar Snelbinder is het niet veranderde drukprocédé. Het stencilen. Al eerder is vermeld dat het Zuider Volkshuis over een machine beschikte waarvan Snelwiek gebruik mocht maken. In 1955 werd door Snelwiek de eerste eigen nieuwe stencilmachine aangeschaft. Deze kon worden bekostigd dankzij het langdurig ophalen van oud-papier. Een actie die onder leiding van Pleun Nouwen tot een positief einde werd gebracht. Na deze investering bleek het evenwel nog niet mogelijk direct een Snelbinder te vervaardigen. De koppen van de oude stencils bleken niet te passen zodat nieuwe besteld moesten worden. Veel later wordt ook gebruik gemaakt van een zogenaamde inbrandmachine. Met dit apparaat is het mogelijk tekeningen en in mindere mate foto’s op het stencil te krijgen. Het moedervel wordt op een cilinder gezet en daarnaast het elektronisch stencil. Een oog leest millimeter voor millimeter het origineel af. De impulsen worden overgenomen door een naald die reageert door het ‘gelezene’ in te branden in het stencil.
Nog steeds wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Op redactieavonden kunt u zien en ruiken hoe dit in z’n werk gaat. Vooral ruiken omdat het inbranden een opvallende geur nalaat. Toch zal het stencilwerk in de nabije toekomst mogelijk verdwijnen en zal Snelwiek noodgedwongen moeten overgaan op fotokopiëren. Producenten van stencilmachines zien hun afzetmogelijkheden steeds verder afnemen en anno 1991 is er nog slechts één fabrikant die nog innoveert in stencilapparatuur. De vergelijking met de vlucht die de compactdiscspeler ten opzichte van de conventionele platenspeler maakt, ligt als voorbeeld voor de hand.
Varkenoord
Vrijwel direct na de bevrijding bestond voor Snelwiek de mogelijkheid een veld op het sportcomplex Varkenoord te pachten. In de schaduw van de Kuip, zo had het toenmalige stadsbestuur besloten, moest het centrum van sportend Rotterdam – Zuid verrijzen. Dat het complex nu na meer dan vijftig jaar nog steeds, in vrijwel ongewijzigde staat, bestaat bewijst zijn functie. Alleen is van één concentratie geen sprake meer.
Sportverenigingen zijn nu uitgewaaierd over heel Zuid en richten zich steeds meer op de wijk waarin zij zich bevinden.
Bij de pachtprijs inbegrepen was het gebruik van de doelen met netten en hoekpalen met vlaggen. Door het ontembare enthousiasme van onze vleugelspelers gebeurde het wel eens dat de hoekpalen kapot gelopen werden. De inventiviteit bij de Snelwiekers was toen ook al groot. Met nieuwe bezemstelen bracht men de paal weer in de oude staat. Op een willekeurige zondag kon een toeschouwer of toevallige passant bijna de hele dag van handbal genieten. Het veld gingen wij namelijk delen met stad- en bondsgenoot Dynamo, een vereniging die Snelwiek goed gezind was en ons goed lag. Ten eerste was daar de aanwezigheid van een groter aantal jaren handbalvaardigheid wat resulteerde in het tweede punt, Dynamo speelde in een hogere klasse. Dat Snelwiek op het moment van ‘samenwoning’ aan een inhaalrace begon zou de geschiedenis leren.
Accommodatie
Vanuit het Clara ziekenhuis, bijvoorbeeld vanaf de zevende verdieping, waar menig handballer zich van een dwarsliggende meniscus af heeft laten helpen, is exact te zien waar Snelwiek (en Dynamo) waren gehuisvest. De ligging is nog precies hetzelfde en de plek wordt voor alle duidelijkheid nog steeds gemarkeerd door een sintelbaan. Deze sintelbaan was veelal in gebruik door de atletiekvereniging A.V.R., waarvan Walter Griese een aantal jaren lid is geweest. Op dagen dat de atletiekvereniging geen gebruik maakte van de baan, testten onze trainers het uithoudingsvermogen van onze handballers. Naast het veld bevonden zich enkele houten keten met eenvoudig sanitair. Zinken bakken voor het opvangen van koud stromend water en per kleedhok een douche die werkte op een muntautomaat. Omdat in veel woningen in Rotterdam – Zuid een badfaciliteit ontbrak (men was aangewezen op gemeentelijke badhuizen), bezochten een vast aantal Snelwiekers minstens één keer per week het complex om aldaar een bad te nemen. Het sanitair kreeg nog een andere functie die niet in de eerste plaats verschonend werkte. Nieuwelingen ontvingen van de oudere garde een ontgroeningsritueel. De ‘wasbak -speciaal’ doop; in handbaltenue onder de koudwaterkraan.
Naast de verkleedruimte stond de gemeenschappelijke kantine. Verschillende sporters van diverse sportverenigingen maakten van deze ruimte gebruik. Hockeyers, voetballers, atletiekers bepaalden met de handballers de sfeer. Vooral de hockeybeoefenaars voelden zich verheven boven de anderen. Dit zou nog lange tijd zo blijven. De ramen van de kantine waren meestal met houten schotten geblindeerd zodat de duister de overhand voerde. Toen al moet het verlangen naar een eigen honk latent aanwezig zijn geweest.
Scharrelheggetjes
Tussen de verschillende sportvelden waren door de gemeente ligusters geplant. Hierdoor zou mogelijk de identiteit van elke sportafdeling op zich gewaarborgd kunnen worden. Voor een aantal Snelwiekjongeren, die de voorlichtingsleeftijd net waren ontgroeid, creëerden de hagen plekjes waar zij zich onbespied waanden. Een groepje nog jongeren, tegen de voorlichtingsleeftijd aan, kreeg snel door wat zich achter de heggen kon afspelen en betitelde de plaatsen waar zij gluurden als scharrelheggetjes. Leerde Rinus Keehnen daar Bep kennen?
De meeste sportafdelingen op Varkenoord waren via een centrale ingang te bereiken. De voetbalverenigingen Overmaas en Feyenoord beschikten als een van de weinigen over een eigen toegang. Een lang recht pad mondde uit bij een scharnierend hek waarnaast een portiershokje was opgetrokken. Dit hokje werd ‘bewoond’ door de heren vander Wiel en Kersenich.
Beiden toezichthouder en terreinchef van het complex. De laatste viel op door zijn vuurrode kapsel en beiden door hun joviale gedrag. Vooral de handballers waren door hen graag geziene gasten. Met achterlating van de fiets in de daarvoor geplaatste fietsenrekken en onder begeleiding van een vriendelijk woord of van één van de twee legden de Snelwiekers de laatste meters naar het veld lopend af. De fietsen waren in vertrouwde handen.
Nogmaals het Zuider Volkshuis
De functie van het Zuider Volkshuis binnen de wijk Tuindorp – Vreewijk en wat zij voor sociaal-culturele invloed had op de eerste leden van Snelwiek is al beschreven in het eerste deel. Hoe dit verder gingin de jaren tot de loskoppeling volgt nu in kort bestek.
Tot in het begin van de jaren vijftig werd het verplicht gesteld het lidmaatschap van de handbalvereniging te combineren met het lid zijn van het Zuider Volkshuis. Zo werd het opzeggen van het lidmaatschap van het Z.V. voor Walter Griese ook een noodgedwongen tijdelijk afscheid van Snelwiek. Hij zag de noodzaak van het Zuider Volkshuis niet meer in. Wat dat betreft was hij binnen Snelwiek een éénling. Over het algemeen werd op de vraag’welke invloed het Z.V. persoonlijk heeft gehad?’ geestdriftig gereageerd. De culturele, sociale en ook politieke beschouwde men als een goede en leerzame basis voor het verdere leven. Vanaf zijn achtste jaar was Rob Klib bij de jeugdgroep de Flamingo’s. Hij zegt nog steeds profijt te hebben van de Z.V. invloeden en doet in zijn huidige woonplaats Schoonhoven sociaal-cultureel jeugdwerk.
Eén keer werd van indoctrinatie gesproken, maar dan in de meest positieve zin van het woord. Het kamperen heeft bij Piet de Ligt een grote indruk achtergelaten.
De onvermijdelijke maatschappelijke veranderingen als normvervaging, ethiek enzovoorts die in de navolgende jaren hebben plaatsgevonden zijn voor hem nauwelijks te accepteren. Toch zegt hij nog dagelijks geconfronteerd te worden met oude Volkshuis idealen.
Veranderde normen
Door de beginjaren heen heeft het Zuider Volkshuis verschillende vormen trachten te geven aan de verplichting van een dubbel lidmaatschap. Voordat in 1950 of 1951 werd besloten dat een koppeling niet meer noodzakelijk werd geacht, sprak men in een algemene vergadering op 19 januari 1947 dat eventuele oud – Zuider Volkshuis leden ook lid mochten worden of blijven van Snelwiek. Dit betrof onder andere Pleun en Nolda Nouwen en Cor Hoek. Er werd dus ijverig gezocht naar middelen die het toetreden tot de handbalafdeling versoepelden. Een andere variant in dezelfde vergadering besproken luidde; een lidmaatschap van vijf jaar Zuider Volkshuis en één jaar Snelwiek. Deze mogelijke oplossing werd verworpen omdat men inzag dat iemand met vierenhalf jaar lidmaatschap best een gedegen lid kon zijn. Weer later deed men het voorstel dat por elftal slechts eenderde buitenstaander mocht zijn. Het bestuur sprak het niet expliciet uit, maar eigenlijk wilden zij een toeloop aan nieuwe leden niet belemmerd zien door het Zuider Volkshuis.
Bij elke vergadering van Snelwiek was een afgevaardigde van het Zuider Volkshuis aanwezig. Tot aan het einde van de verbintenis in 1968 heeft dit voortgeduurd. Wel nam het enthousiasme van de afgevaardigde gedurende de jaren af. De reden dat een deputé aanwezig moest zijn kwam voort uit het feit dat het Zuider Volkshuis als rechtspersoon in de statuten en reglementen genoemd stond. Later, na de scheiding, kreeg Snelwiek eigen statuten en reglementen. Alle besproken invloeden namen per decennium en per Snelwieklid af. Een relatief kleine groep blijft het Zuider Volkshuis, vanaf 8 januari 1959 De Brink, tot op de dag van nu trouw. Al met al zou Snelwiek zonder Zuider Volkshuis misschien nooit bestaansrecht hebben gehad. Of waren wij als zelfstandige eenheid allang gefuseerd of van het toneel verdwenen. Door het vele jeugdwerk maakten jeugdigen kennis met het handbal. Het jeugdpotentieel is in de eerste twintig jaar dan ook altijd vrij hoog geweest. Zeker als dit vergeleken wordt met andere verenigingen. In 1952 kreeg handbalvereniging Snelwiek een zusje in de vorm van een basketbalvereniging onder dezelfde naam. De familie bestond al uit drie omdat onder de noemer Snelwiek ook al een volleybalvereniging actief was. Dat samenwerking en saamhorigheid overigens ver te zoeken was, getuige de opmerking van Aad Bosua in het eerste nummer van ‘Onze Trots’, waarin het het verschijnen van eigen blad “…ietwat verkeerd uitgevallen resultaat van de sportverenigingen onderling…” noemt. Bij zijn artikel stond een afbeelding waarop twee grote apen (handbal en volleybal) een klein onschuldig aapje (basketbal) tergen. Verderop doet Bosua een oproep voor “… uit de kluiten gewassen kerels, bekend met vergadertechniek, die niet terugschrikken voor sportieve ontmoetingen met aanverwante verenigingen. Oud SS-ers en woestijnratten genieten de voorkeur…”. Werd hier het bestuur van de handbalafdeling bedoeld?
Met veel dankbaarheid keken de bestuurders en de leden in 1968 bij de verzelfstandiging van Snelwiek terug op 27 jaar samenwerking met het Volkshuis.
Snelwiek kreeg een eigen accommodatie in het Zuiderpark en ging op eigen benen staan.
3. De Oldegaarde
Een nieuw begin
Er ging het één en ander vooraf aan het moment dat wethouder Langerak in augustus 1966 met een welgerichte worp de ingang van onze zelfgebouwde kantine opende. Het gemeentebestuur bood onze vereniging enkele opties aan. Alle mogelijkheden begonnen met één stelling. Snelwiek zou op Varkenoord het veld op moeten ruimen ten favoure van het immer in populariteit toenemende voetbal. In eerste instantie was een van de alternatieven een plaatsje naast het volkstuinencomlpex aan de Slinge. Een plek die min of meer overschaduwd werd door de Zuiderbegraafplaats. Dit moet het bestuur van onze vrij jonge vereniging een te groot contrast hebben gevonden. (De Schiedamse handbalvereniging HVK, later na een fusie HVC, bespeelde een veld tegenover de katholieke kerk en naast de bijbehorende begraafplaats. Vanuit de kantine keken de handballers pal op de graven van de mogelijke oprichters van de club).
Een mogelijkheid die door de gemeente Rotterdam waarschijnlijk altijd geboden wordt bij een min of meer gedwongen verhuizing is het immens grote complex op Laag Zestienhoven. In deze polder speelde Snelwiek, vooral in de beginjaren na de oprichting al menig wedstrijd. Kieskeurig zijn bestond toen nog niet. Daarvoor was de keuze van speelterreinen te beperkt. Rina Barth – Zweistra noemde het een sportief hoogtepunt naar Laag Zestienhoven te mogen lopen (NB. In de oorlogsjaren reed er geen tram) en vervolgens een dieptepunt weer terug te moeten lopen.
Historisch gezien ligt er een stukje Snelwiek op Laag Zestienhoven, maar heeft de club ‘van Zuid’ nu werkelijk iets te zoeken op een plaats iets ten noorden van Rotterdam?
Onze toenmalige dames schrokken al bij het idee dat zij tot lustobject verheven zouden worden door de vele voetballers die op Laag Zestienhoven hun sport beoefenden. Dit ervoeren zij eigenlijk al bij elke uitwedstrijd die daar gespeeld diende te worden. Opmerkingen over het vrouwelijk schoon dat daar in korte, verleidelijke broekjes langs de voetbalvelden paradeerden werden vervelender bevonden dan de lange afstanden die bestonden tussen kleedkamers en handbalvelden.
Een derde optie was een stek op het sportcomplex achter de hoek Spinozaweg en Slinge, waar nu de voetbalverenigingen Belvedère en DRL actief zijn. Een ogenschijnlijk goede locatie tussen de oudere bestaande wijken Vreewijk en Zuidwijk en het jongere, groeiende Lombardijen. Waarschijnlijk vond het bestuur zich in de situatie dat het mocht kiezen uit dit redelijke alternatief en onze huidige accommodatie aan de Oldegaarde.
Zuid verandert
Langzaamaan veranderde het beeld van Rotterdam – Zuid. Het nooddorp Brabants Dorp werd gesloopt om plaats te maken voor Zuidplein. Het ziekenhuis Ikazia stond toen al overeind. De idyllische Kromme Zandweg die vanaf de Dordtsestraatweg langs modderslootjes, boerenakkers, braakliggende (speel)-terrijnen en hier en daar een volkstuin tot ver in Charlois voerde, verdween.
Het legendarische wielerbaantje, waar de jeugd uit Vreewijk – De Vaan elkaar betwistten als echte wielerkampioenen en waar LMO en latere buurman Zuiderster broedelijk het voetbalveld middenin deelden, werd heringedeeld en toegewezen aan het eveneens van Varkenoord vertrekkende Zwart – Wit ’28.
Een speeltuinvereniging verhuisde naar de Pinksterweide in De Vaan. Bestaande sloten werden gedempt en nieuwe gegraven. Een compleet nieuwe groengordel ging ontstaan, het Zuiderpark. Een tamelijk groot gebied, globaal omzoomd door de Groene Kruisweg, Carnissesingel, Vaanweg en Oldegaarde.
Een gebied dat zich zou ontwikkelen tot een multifunctioneel recreatiegebied. Aan de ene zijde het sportcomplex Ahoy en het openluchtzwembad de Plompert, inmiddels wegens exploitatiemoeilijkheden weer afgebroken, en aan de andere zijde veel sportvelden naast elkaar waar diverse sportafdelingen tot bloei kwamen. Tussenin veel groen en water.
Het hoogtepunt
De leden van het bestuur, toen onder leiding van Peter Griese, waren direct gecharmeerd van deze nieuwe mogelijkheid. Wel bestond nog een onderhandelingspunt met de gemeente, Snelwiek wenste onder geen beding een accommodatie te moeten delen met een voetbalvereniging. Sprake was onder andere een terreinindeling met Zuiderster. Zoals de beoefenaars van het hockey zich verheven voelden boven het handbal, zo leek het ook te gaan tussen handballers en voetballers. Vooral de dames vonden het een grof volkje.
Later zou uiteraard blijken dat deze mening volkomen te onrechte als argumentatie werd gebruikt en ontwikkelde Zuiderster zich, evenals Zwart – Wit ’28 als goede buur, waarbij vormen van samenwerking en overleg mogelijk bleken. Aanvankelijk ontstond binnen het bestuur discussie na het toewijzen van de huidige accommodatie die wij zelfstandig zouden gaan bewonen. Want een eigen accommodatie roept onmiddellijk de noodzaak van een eigen kantine op. Niet iedereen zag het afsluiten van een lening op langere termijn zitten en hoe zou de ontwikkeling van het elfhandbal zijn? Men sprak en dacht steeds meer over zevenhandbal. Doortastend en overtuigend optreden van Peter Griese deden bij de weifelaars de laatste twijfel wegnemen en op 12 januari 1966 begon Snelwiek met wat Peter Griese “het hoogtepunt uit de geschiedenis van de vereniging” noemt; de bouw van de kantine.
Een unieke verzameling
Onbedoeld vergeet Peter Griese hierbij een ander “hoogtepunt” te vermelden. Toevalligerwijs beschikte Snelwiek over een groot potentieel enthousiaste vrijwilligers met niet alleen de juiste dosis spirit, ook de professionele ervaring behoorde tot de aanwezigheid. Van iedere bouwdiscipline waren leden aanwezig. En de disciplines op zich verdeelden zich weer moeiteloos in echelons. Een unieke situatie waar dankbaar gebruik van werd gemaakt. John de Koning werkte als architect bij het gemeentelijk Stadstimmerhuis. Samen met Henk Molenaar, inmiddels afgestudeerd in weg – en waterbouw, werden technische berekeningen gemaakt die tot een uiteindelijke bouwtekening resulteerden. Zoals vermeld ving de werkelijke bouw aan in de wintermaand februari van het jaar 1966. Het woord ‘broeikaseffect’ kwam toen nog niet in de woordenboeken voor. Er lag dus een flinke laag sneeuw en een snerpende gure wind, nog onbelemmerd door bomen of loof, speelde met de winterjacks van de arbeiders. Het allereerste werk bestond uit het graven van een kuil waarin de fundering een plaats moest vinden. Alhoewel toen al veel mannen aanwezig waren werd gebruik gemaakt van een graafmachine. Later zou blijken dat de aannemer en eigenaar van deze machine vergeten is Snelwiek een rekening voor deze werkzaamheden te presenteren. Stilzwijgend accepteerden het bestuur dit als een welkome vorm van sponsoring. Overigens verdienden de diverse aannemers toch al weinig aan Snelwiek omdat de zelfwerkzaamheid de boventoon voerde.
Iedereen werkt
In een spaarzaam verwarmde bouwkeet zorgden een aantal dames voor belegde boterhammen, koffie en hete soep, zodat de werkers niets te kort zouden komen en niets aan de barre weersomstandigheden zouden overhouden. Over alle minder positieve omstandigheden werd echter nooit geklaagd. De sfeer was optimaal en iedere werker in welke hoedanigheid dan ook, denkt aan deze periode terug als was het een prachtige tijd. Zo vond Walter Griese het een eer dat hij de kosten van het ijzervlechtmateriaal ten bedrage van f 1.500,00 mocht voorschieten en dit geld pas een half jaar later mocht incasseren. Vanzelfsprekend plaatste Walter, wel met behulp van derden, zijn eigen materiaal. Zo werd langzamerhand de kantine opgetrokken. Vele zaterdagen werden doelzaam doorgebracht. Het “ziekteverzuim” nam toe. Vooral als de firma de Boo ’s middags rond vier ur beton kwam storten hadden “de tandartsen” overwerk. Het gestorte beton diende onmiddellijk verwerkt te worden en daarom kon het gebeuren dat pas om twaalf uur ’s nachts de schijnwerpers gedoofd konden worden en men elkaar welthuis wenste.
De grote coördinator van het hele gebeuren droeg de naam Pleun Nouwen. Het begon ermee dat hij van iedere persoonlijke ontmoeting gebruik maakte werkers te ronselen. Was er geen persoonlijke communicatie zonder hulpmiddelen dan greep Pleun de telefoon en zorgde zo voor voldoende arbeidskrachten. Op het werk zelf verdeelden Frans Sweben en Jan de Neef de werkzaamheden als volleerde opzichters. De algehele technische leiding lag bij Frans Sweben.
Iedereen was inzetbaar, al was het maar om kromme spijkers uit planken te trekken en deze weer recht te slaan. Van echt oud tot tamelijk jong. Echt oud waren de opa’s Rondberg en Meijer. De laatste hield zich altijd op rond de werkplaats, hier en daar aanwijzingen geven of lichte werkzaamheden uitvoernd. Ook een aantal vaders van leden voelden zich betrokken. De ‘ouwe’ Helsloot, Van Doorn en Keehnen waren regelmatig aanwezig. De toevoeging ‘ouwe’ sloeg niet zozeer op de leeftijd als wel op het ouderschap. De allerjongsten, waaronder Bas van Doorn, Piet Koster en Fred Nouwen, zamelden geld in door middel van diverse acties of assisteerden timmerlui zoals Jan de Neef en Kees van Straten met het vasthouden van planken of het aangeven van gereedschap. Steeds hoger groeide ons gebouw. Leerlingen van de technische school aan de Huismanstraat werden bereid gevonden als metselaar met echt materiaal te oefenen.
Dit tot tevredenheid van de leerkrachten en Snelwiekleiding. Per slot van rekening staat de kantine na vijfentwintig jaar nog als een huis overeind. Als beloning ontvingen alle leerling-metselaars naast de nodige consumpties allemaal een voetbalshirt.
Spannend moment
Natuurlijk verliep niet alles vlekkeloos. Jan de Neef was zo ongelukkig een bus verf in zijn zojuist aangeschafte auto om te laten vallen. Iets waar hij nu om kan lachen, maar wat toen de nodige krachttermen ontlokt moet hebben. . De spierontwikkeling van Rinus Keehnen verkeerde nog niet in een vergevorderd stadium en wat wel aanwezig was liet hem volledig in de steek op het moment dat hij met een kruiwagen gevuld beton in een kuil donderde. Maar hij had succes, alle lachers deelden zijn smart. Een werknemer van de firma Stolk verminkte zijn hand bij het op maat maken van het houtwerk van de kozijnen. Dit gebeurde overigens in de fabriek van Stolk en de ongelukkige stond ook niet op onze ledenlijst. Een zeer spannend moment brak aan nadat een vrachtwagen met kraaninstallatie van de firma Erdo in de zompige modder vastraakte. Met mensenkracht werd de vrachtauto bevrijd. Maar, zo zou later blijken, de dienstbaarheid van de kraan bleek overschat. De laatste ijzeren dakbint telde een teveel aan gewicht. Wat te doen? De oplossing lag niet voor de hand, maar herinnerde aan de techniek van onze verre voorouders, de hunebedbouwers. Blote handen, opgestroopte mouwen en vooral mankracht. De bint werd door een vijftiental werkers centimeter voor centimeter gelift. De winst in opwaartse richting steeds benuttend door dit op te vullen met vaten en ander voorhandzijnd materiaal. Al met al een allengs wankeler wordend geheel. Bovenop de al gebouwde constructie zat Arie Nouwen te wachten om de bint met bouten en moeren zo snel als in zijn vermogen aanwezig was, vast te zetten. Dit geheel leverde een spannend uurtje op, vooral voor de echtgenotes, die op enige afstand dit tafereel volgden. De mogelijkheid was aanwezig dat bij het niet meer houden van de bint ernstige gewond zoniet doden, te betreuren zouden zijn geweest.
Foto en film
Nadien had Arie Nouwen een iets minder risicovol karweitje. Het plaatsen van traliewerk voor de ramen, nadat deze eerste op het veld in elkaar waren gelast en later tegen de roest waren gezandstraald en gegalvaniseerd. Dit aanbrengen van traliewerk scheelde Snelwiek een aanzienlijk bedrag aan verzekeringspremie en is tot op de dag van vandaag zeer succesvol gebleken tegen ongenode gasten en vandalisme. Nu het gebouw was opgetrokken en geheel dicht was kon met het afwerken een begin gemaakt worden. Even daarvoor schreven een aantal bouwers geschiedenis door hun naam boven op de tussenmuur te schrijven. Een aantal dames nam de uitdaging aan om een gedeelte van het sanitair te betegelen. Daarbij werden spijkers als tussenvoeg gebruikt.
In een relatief korte periode van een half jaar stond daar opeens een eigen home. Volgens Koos Voogt vanwege de grote animo en vakbekwaamheid van vooral serieuze sfeer waarbij niet gedold werd.
Vanaf maart 1966 werden al de eerste thuiswedstrijden op het nieuwe complex gespeeld. Bouwketen dienden als kleedruimten. Af en aan rijdende vrachtwagens vermeden het juist aangelegde speelveld en hielden keurig koers over het pad. Uiteindelijk bleek de bouw in zijn geheel financieel te zijn meegevallen en boekte de penningmeester zelfs een batig saldo van f 2.000,00 aan het einde van de rit. Daar zal een slimme begrotingsopzet zeker debet aan zijn geweest. De gemeente Rotterdam subsidieerde overigens twee van de vier kleedkamers.
Alle bouwers ontvingen na afloop ter herinnering een fotoalbum, met foto’s aangepast aan de persoon. Achteraf gezien een cadeau waar iedere bezitter trots op is.
Ook werd gedurende de gehele bouwperiode een film gemaakt. Bij periodieke gelegenheden wordt deze geluidsloze film gedraaid, waarbij de nauw betrokkenen met de neus tegen het filmdoek hun hart ophalen.
Het zij vermeld, zaterdag 27 augustus 1966 was het wethouder Langerak die onder grote belangstelling de kantine voor het publiek openstelde. Diezelfde dag receptieerde Snelwiek ter gelegenheid van haar vijfentwintig jarig jubileum.
Daarna
Vergeleken bij andere handbalverenigingen bevonden de Snelwiekers met een uit steen opgetrokken clubhuis zich in een bevoorrechte positie. Het interieur was zogenaamd z.g.a.n. aangeschaft uit een openbare verkoping. Waarschijnlijk uit het faillissement van hotel Atlanta. Het onderhouden en bemannen van de kantine en bar vraat om vrijwilligers. Een heet hangijzer binnen elke vereniging. De werkzaamheden schijnen altijd neer te komen op de schouders van een enkeling. Toch blijkt dit in de praktijk wel mee te vallen.
Vooral als gerealiseerd wordt dat Snelwiek geen grote vereniging is en dat het aantal vrijwilligers dat uit het potentieel te voorschijn komt procentueel een goede score is. Een voorbeeld: maak een optelsom van alle bestuursleden, commissieleden, jeugdtrainers, begeleiders, scheidsrechters, klussers en kantinebedienden.
Het resultaat zou zo’n vijftig mensen zijn die belangeloos voor Snelwiek bezig zijn. Dit op een volwassenpotentieel (vanaf de juniorenleeftijd) van 140 (peildatum 31-12-1990) geeft een percentage van 35% actieve leden. Zeker niet slecht en mag door niemand onderkend worden. In de eerste gebruiksjaren van ons eigen clubgebouw was het bezoek schaars te noemen. Wel was men geneigd eerder na een uitwedstrijd de gastheer te begroeten en te vertrekken om “thuis” nog een flesje te drinken. Een kantinecultuur ontbrak natuurlijk nog. Daarom is het belangrijk dat de vereniging een commissie in het leven roept om iets recreatiefs te organiseren. Dit kwam in de eerste aanvangsjaren zeer traag op gang. Bij het exploiteren van een kantine treedt meteen een tweespalt op. Welk beleid te volgen? Is de vereniging er alleen voor sport overdag? Of heeft het door de jaren heen een maatschappelijker functie gekregen? Houd je de prijzen nadrukkelijk laag of probeer je zodoende het consumptiepatroon te beïnvloeden? Ga je alcoholhoudende dranken verkopen? Snacks frituren?
Allemaal vragen die door de jaren heen gesteld en door de diverse besturen naar eigen smaak ingevuld zijn. Natuurlijk is het consumptiepatroon de laatste vijfentwintig jaar ontzettend veranderd. Niet voor niets klaagt de horeca dat sportkantines een flink aandeel van hun omzet afknabbelen. Hier kan het tegenargument zijn dat een sportkantine een drempel voor de buitenstaander opwerpt door de uitstraling van een ogenschijnlijke beslotenheid. Alle stellingen zijn van twee kanten benaderbaar. Kiest men voor recreatiehandbal dan staat dit topsport in de weg. Andersom kan dit ook en beiden zullen van invloed zijn op de kantine en het verenigingsleven.
Dit is niet de plaats een oplossing of suggestie aan te dragen. Dit is er beoordeling van het bestuur en de leden individueel. Er zijn twee stellige zekerheden. Met de opbrengst uit kantine-inkomsten kan geïnvesteerd worden in trainers en trainingsmateriaal. Ook bewaart de vereniging een stukje identiteit, waarbij de gezelligheid een ingrediënt is. Wij allen voelen ons toch thuis bij Snelwiek?
Uitbreiding en inkrimping
Zoals het vrijwel overal in Rotterdam verging ontkwam ook Snelwiek niet aan grondige renovatie. Het toenemende gebruik van de accommodatie voor andere zaken buiten de handbalsfeer zoals eetavonden, spelletjesdagen voor de jeugd, disco’s etc., maar ook de toeloop op zondagen met een druk thuisprogramma noopten tot een daadwerkelijke uitbreiding van de kantine. Een aantal werkers van de oudere garde zag hun kans schoon weer een aandeel in de werkzaamheden op te eisen. Terwijl nieuwkomers als Hans de Wilde en Aad Klein maar al te graag mee wilde werken. Aan de rechterzijde van het gebouw werd vier meter aangebouwd en in de ontstane ruimte binnen werd een bestuurskamer gerealiseerd. Buiten werd een flink gedeelte overkapt. Wat Frans Sweben in 1966 niet is overkomen, lukte hem wel bij het overkappen in 1990. Een val van de ladder leverde hem een gebroken rib op. Wat echter niemand durfde te hopen was dat hij na behandeling dezelfde dag nog lopend het ziekenhuis mocht verlaten. Een jaar daarvoor al werd de kantine feestelijk heropend door oud-voorzitter en medeoprichter Kees Kros.
Met het oog op het vijftigjarig jubileum werden gaande het feestjaar 1991 de kleedkamers geheel gerenoveerd. Inmiddels waren wij ook al bezitter van een verhard veld, waarover later meer, en raakten wij de helft van ons grasveld kwijt aan Zwart – Wit ’28, die dit nu als trainingsveld gebruikt. Voor Snelwiek hield dit onder meer in dat de ingang aan de Oldegaarde verplaatst werd naar de achterzijde aan het eind van het pad dat loopt tussen ons veld en dat van Zuiderster.
4. Bestuurlijk
Ambitieus
Het kan bijna niet anders, maar bij een jonge vereniging is het bestuur vaak ook relatief jong. In onze oprichtingsjaren bleek dit vooral het geval omdat zich rond Kees Kros een jeugdgroep gevormd had. Deze verhouding zou min of meer aanhouden tot in de zeventiger en tachtiger jaren. Bij het verjaren van Snelwiek telden ook onze oudste (hier in de zin van het langste lid) leden een jaartje bij hun leeftijd. Een van de personen die het langst is meegegroeid met Snelwiek is Peter Griese. Zijn eerste optreden als bestuurslid dateert al van 1959. Als secretaris luisterde hij goed naar zijn voorzitter om deze taak in 1961 over te nemen en deze met een onderbreking van vijf jaar uit te blijven oefenen tot een verhuizing van 1976 hem noopte de hamer over te dragen.
Pleun Nouwen, die wat voorzitterschap betreft, de leermeester van Peter Griese genoemd mag worden, nam de jaren daarvoor, vanaf 1951 voor zijn rekening. Weliswaar met onderbreking van minder dan één seizoen, toen Burg de Rave even het roer overnam (1953), maar hierin niet de bevrediging vond die hij van een leiderschap verwachtte. Overigens noemde Pleun Nouwen zich al bestuurslid in 1947 en later.
Afwisselend als penningmeester en secretaris. Rondom de bestuursleden met ervaring schaarden zich altijd jongeren die later met de genoten scholing belangrijkere taken gingen uitvoeren. Steeds op tijd wist men ruimte te creëren voor jonge ambitieuzen die met nieuwe ideeën en plannen hun inbreng verdedigden.
Optimale sfeer
Bestuurlijk heeft Snelwiek vrijwel nooit echte problemen gekend. De sfeer binnen het bestuur was altijd optimaal. Men luisterde naar elkaar en de geventileerde meningen werden door een ieder gerespecteerd. Door goed leiderschap konden de juiste en soms ook moeilijke beslissingen genomen worden. Denk hierbij aan het betrekken van het complex aan de Oldegaarde en de bouw van de kantine en de latere fusieperikelen met Dynamo, wat later nog aan bod komt. Natuurlijk kent elk bestuur moeilijke of misschien wel bedenkelijke situaties. Bij een moeilijke beslissing werd een oplossing door middel van een dialoog gevonden en bij bedenkelijke situaties hield men de vuile was binnen en loste men het probleem intern op. Een aantal zal in deze “geschiedenis van Snelwiek” de revue passeren.
Iedereen zal bekend zijn met de samenstelling van een bestuur. Onder leiding van een voorzitter wordt het dagelijks bestuur gevormd door een secretaris en penningmeester. Daarnaast opereren twee of drie leden. Bij voorkeur een optelsom gevend die oneven is. Heden ten dagen zijn dit de voorzitters van de diverse commissies binnen de vereniging, waarvan vooral de kantinecommissie door de jaren heen een steeds grotere rol ging spelen. Echter de belangrijkste commissie is de technische. Alle commissies zijn eigenlijk besturen op zich. Met eigen notulen en beslissingsbevoegdheid niet voorbij worden gegaan aan de verantwoordingsplicht aan het bestuur. Door vijftig jaren heen moeten meer dan honderd leden zich voor Snelwiek hebben ingezet in de recreatis- en kantinecommissie bij het coördineren van kantinediensten en schoonmaaksessies tot het organiseren van vakantiekampen en sinterklaasfeesten. Allemaal taken die voortkomen uit het op juiste wijze laten functioneren van een bestuur onder leiding van een voorzitter. Niet voor niets valt de term management als gepraat worden over leiderschap. Prioriteiten van een manager (voorzitter) zijn onder andere het delegeren van de werkzaamheden, het stimuleren van medewerkers en het begeleiden en zonodig bijsturen van doelstellingen. Zonder goede commissies wordt van de beste voorzitter eigenlijk het onmogelijke verwacht en andersom. De kantine- en recreatiecommissie zijn de jongste commissies binnen de leiding, misschien in de toekomst opgevolgd met een propagandacommissie (met afvaardiging in het bestuur). De technische commissie is de langst aanwezige en zoals eerder gezegd de belangrijkste.
Opstootje
“Hé, kom er eens uit als je durft”. Een woedende menigte had zich aan de Lange Welle verzameld en balde de vuisten naar een zeker woonhuis, alwaar een zeker iemand woonde, die anno 1946 de begerenswaardige functie van wedstrijdcommissaris bekleedde in de toen al wijd en zijd bekende handbalvereniging “Snelwiek”. Heel schuchter werd de deur op een kier geopend en een gezicht gluurde angstig naar buiten. “Ja, kom maar verder:, brulde de menigte, “we zullen je niet opeten.”
Na die laatste belofte vertoonde zich een manspersoon in de deuropening en stamelde zacht en verschrikt, door snikken onderbroken, “of hij de heren soms ergens mee van dienst kon zijn.”
Door deze deemoedige woorden bekoelde de woorden van het opgewonden volk enigszins. Enkele woordvoerders traden naar voren en stelden hun eisen: “die moet uit het eerste en die moet er uit en dat is een lor, want die en die in het tweede zijn veel beter”. Deze tekst is van de hand van Peter Griese en is geschreven voor de 15-jarige jubileumkrant. Het illustreert aan welke aanvallen een technische commissie bloot kan staan. In voornoemd geval het wedstrijdsecretariaat. In dit geval betrof het één van de eerste controverses binnen de vereniging. Dat Peter Griese hier als achttienjarige jongeman een rol in gespeeld heeft mag achteraf niet al te vreemd voorkomen. De woning aan de Lange Welle, waarvoor de jongeren “demonstreerden”werd verhuurd aan Cor Hoek, nauwelijks in jaren veel ouder dan zij die samendromden en had tot op dat moment nooit kunnen vermoeden waar het wedstrijdsecretariaatschap bij de handbalvereniging Snelwiek toe zou kunnen leiden. . We schrijven 1946. De groep zeventien- en achttienjarigen waren nog net lid van Snelwiek en vormden tezamen het tweede team, terwijl de “oudjes” het eerste team bevolkten. Bedenk hierbij dat die “oudjes” een leeftijd bezaten die iets boven de twintig lag. Het redactionele artikel in de jubileumkrant gaat als volgt verder: “(…) Zo was het in 1947, zo is het ook in 1956, je krijgt nu zo af en toe eens iemand op koffievisite of je krijgt een net briefje. We zijn echt beschaafd geworden in dat soort dingen. We willen zo graag een sterk elftal, we willen zo graag eens kampioen worden, wat zouden we het fijn vinden om overwinning op overwinning te behalen om dan aan het einde van het seizoen met een glunderend gezicht een bosje bloemen in ontvangst te nemen (…) “.
Hier ligt de oerdrang verborgen van ieder mens om individueel of in groepsverband de betere te zijn.
Daarom is het aangehaalde stukje tijdloos. Elk T.C.lid zal voorbeelden kunnen aanhalen die vergelijkbaar zijn met wat Cor Hoek overkwam. Overigens was de sfeer minder dreigend dan het stukje suggereert en is door Peter Griese zo hier en daar wat aangedikt. De Technische Commissie is de enige binnen de vereniging waar ieder lid, van jong tot oud, mee te maken krijgt en waar ieder eigenlijk zeer geïnteresseerd in zou moeten zijn. Het strekt een T.C. altijd tot eer wanneer in een seizoen één of meerdere kampioenschappen gevierd kunnen worden. Dit vooral als hiermee de vlaggenschepen, het eerste damesteam en heren team, gemoeid zijn. Communicatie speelt een grote rol. De wensen van het lid enerzijds en die van de trainers anderzijds zijn van groot belang en als die communicatie via de T.C. verloopt zal het iedereen duidelijk zijn dat deze commissie het zenuwcentrum of de regiekamer van de vereniging is. Een uitdaging die Jan Helsloot graag aannam en deze taken tussen 1970 en 1980 met groot enthousiasme zo’n acht jaar uitvoerde.
Eerst de radio aan
Zijn niet al te forse postuur in combinatie met zijn jonge leeftijd speelde Aad Keehnen vooral parten wanneer hij zich op het stadhuis aan de Coolsingel moest vervoegen. Niet zelfden werd hij als een schooljongen weggestuurd als hij een vergunning moest regelen of een formulier moest laten ondertekenen.
Een niet geringe overtuigingskracht wed noodzaak de betreffende ambtenaar te laten inzien dat Aad de juiste persoon met bevoegdheid was en niet zijn vader of moeder. Het is begin vijftiger jaren. Een tijd waarin de koude oorlog tussen Oost en West tot een hoogtepunt leek te komen en leidde tot het (voorlopig) definitief dichttrekken van het IJzeren gordijn. In menig gezin waren de omstandigheden dermate angstig dat geconserveerde levensmiddelen werden gehamsterd. Later dit decennium zou een andere en volkomen nieuwe maatschappelijke ontwikkeling zich aandienen. Eén die een geweldige vlucht zou nemen. Van één voorzichtig gestart net in 1951 tot een keuze uit dertig kanalen…. de televisie.
Over het algemeen schaarden de bestuursleden zich rond de grote tafel bij een van de leden thuis. Door de televisie liet men zich (nog) niet afleiden. Wel luisterde men, voordat de vergadering aanving (of het gesprek er voor werd onderbroken), naar het radiofeuilleton ‘In Holland staat een huis’, wat beter bekend stond als ‘De familie Doorsnee’. Een serie die Annie M.G. Schmidt een, tot vandaag toe, immense populariteit verschafte. Door dit intermezzo ontstond er een nog grotere ontspannen sfeer dan gewoonlijk al het geval was. De leden van het bestuur bezaten dezelfde doelstelling en reageerden naar buiten toe gelijk gestemd. De meeste vergaderingen en vooral die in de beginjaren van Snelwiek, dienden vergezeld te gaan van een waarnemer die door het Zuider Volkshuis werd aangesteld. Het verhaal gaat dat bij een van die vergaderingen ene Wiebe Jager aanwezig was. Deze brave man paste zijn spraak aan aan die gegoede burgerij uit zijn woonplaats Haarlem. Het toenmalige Snelwiekbestuur noemde dit “bekakt praten”. Toen in de vergadering het woord ‘pleuren’ viel begreep Wiebe Jager meteen dat hier een Rotterdamse uitdrukking gebezigd werd, maar wat dat betekende…? Hij dacht het, bij een opmerking door hem geplaatst, in de goede context te gebruiken, maar ging echter volledig de mist in. Later zou het Zuider Volkshuis de cursus “Rotterdam voor beginners” introduceren.
De aanwezigheid van een waarnemer kwam voort uit het feit dat het Z.V. als rechtspersoon voor Snelwiek optrad, doch dat zij niet altijd fanatiek aanwezig was en door de jaren heen leek deze plicht dan ook af te nemen. Overigens zou Piet de Ligt opmerken dat er geen wezenlijk verschil bestond tussen de tijd voor en na het Zuider Volkshuisinvloed. Volgens hem bezat de vereniging een aantal verenigingsideologen die de structuur individueel bewaakten.
Boze concurrent
Ome Bas Drop werd de bijnaam voor Bas Bosua. Deze erenaam kreeg hij opgespeld door de dochters van Peter en Clara Griese. Bij elke gelegenheid ten huize van de familie Griese nam Bas Bosua een grote schuine drop voor de kinderen mee. De dochters wisten, in tegenstelling tot hun ouders, uitstekend hoe met deze lekkernij om te gaan en smeerden zich goed onder.
Behalve als verstrekker van snoepgoed stond Bas Bosua bekend als groot versierder…niet van het vrouwelijk schoon, maar van materiaal. Op de laatste momenten was hij in staat om bijvoorbeeld een restaurant te bellen of te bezoeken met de vraag wat servies en bestek in bruikleen af te staan, dat Snelwiek nodig had bij een toernooi of receptie. Ook bekend zijn de vele controverses binnen het bestuur met Peter Griese. Echter altijd met open vizier en indien nodig afgekocht met zoute schuinen.
In januari 1958 trachtte Bas in de Snelbinder onder de noemer ‘Wedijver en rivaliteit’ het verschil weer te geven tussen de Rotterdamse handbalconcurrenten Dynamo en Schutters. Volgens Bosua was de omgang met Dynamo prettig te noemen en die met De Schutters op zijn minst niet zo prettig. Dat velen dit ook zo ervaren hebben doet verder niet ter zake. Omdat clubbladen op verschillende bestuurstafels terecht kunnen komen was een reactie van Schutterszijde te verwachten. Deze werd na een tweetal weken geplaatst in het orgaan van de Schutters, genaamd ‘Salvo’. Uiteindelijk liep de woordenwisseling vrij hoog op en werd een bijeenkomst tussen de beide besturen noodzakelijk de gemoederen ietwat tot rust te brengen. Dat Bas Bosua geen blad voor de mond wenste te nemen ondervond ook het afdelingsbestuur. . Na een meningsverschil aldaar werd hij als algemeen secretaris aan de kant gezet. Peter Griese zou zijn taak binnen het afdelingsbestuur overnemen.
Directeur verzamelt oud papier
Niet altijd achtereenvolgend in het bestuur aanwezig, maar in 1991 wel samen zo’n negentig jaar lid zijn Pleun Nouwen en Frans Sweben. Door Snelwiek bij elkaar gekomen en tot op de dag van vandaag verbonden door een hechte vriendschap. Tot mei 1991 zelfs zijn zij actief geweest binnen de krijtlijnen. Pleun als 66 jarige, daarmee het oudste spelende lid en slechts 6 jaar jonger, Frans Sweben. Een goede tweede. Beiden hebben, zo lijkt het, een huwelijk gesloten met Snelwiek, sluiten zich geregeld aan bij commissies of assisteren bij het organiseren van jubilea. Pleun Nouwen, bedachtzaam, nooit een sprong in het diepe makend zonder eerste de beginselen van het zwemmen eigen te zijn. Onder andere Pleun bevond zich onder hen die scepsis vertoonden bij de bouw van de kantine. Pleun Nouwen heeft binnen de vereniging een unieke carrière opgebouwd. Als een van de zeldzamen heeft hij alle posten van het dagelijks bestuur bezet. Acht jaar voorzitter van 1951 tot en met 1959, penningmeester in het seizoen 1947 / 1948 en secretaris in hetzelfde seizoen, toen alles nog een stuk overzichtelijker was. Ook Aad Keehnen zag kans dit te vervolmaken.
De laatste jaren zette Pleun zich geregeld in voor geldopbrengende acties. Acties die geheel door hem werden gecoördineerd. Zo brachten tientallen Snelwiekers onder leiding van Pleun in 1990 in de wijken rond de Dordtselaan nieuwe telefoonboeken rond. Dit gebeurde in opdracht van de P.T.T., die per bezorgd exemplaar geld uitkeerde. Het betrof weer eens een spontane actie waarbij duidelijk bleek dat elke klus door Snelwiek geklaard zou kunnen worden. Mede dankzij de jeugdleden werd deze actie een financieel succes.
In de jaren 1987 / 1988 begeleidde Pleun een nieuwe oud-papieractie. Door consequent tweewekelijks de kilostand en de geldelijke opbrengsten in de Snelbinder te vermelden maakt hij elke lezer attent op de aanwezigheid van een papiercontainer op het veld.
Helaas voor Snelwiek daalde de opbrengst van het oud papier in 1991 tot een minimum. “Zelfs de directeur van een groot bedrijf verzamelt voor Snelwiek oud papier”, was de opmerking door iemand gemaakt, die primair de activiteiten van Pleun wenste te benadrukken mar tegelijkertijd de juiste verhouding binnen de vereniging aangaf.
Frans Sweben is de enige bij Snelwiek die gedurende zijn lidmaatschap de een of andere functie bekleed heeft of enigszins zijn betrokkenheid heeft geopenbaard. Een voorzitterschap ambieerde Frans nooit, de daaraan verbonden verantwoordelijkheid niet aandurvend. Wel telde hij vanaf 1954 zes jaar lang alle inkomsten en uitgaven voor Snelwiek op en zorgde ervoor dat ieder lid aan zijn contributieplicht voldeed. In zijn bewegingen en omgang met anderen is Frans, en dit vooral in vergelijk met Pleun Nouwen, onstuimiger, fanatieker en zelfs in het veld iets aan agressie vertonend. Maar te allen tijde benaderbaar voor iedereen en met een open karakter. Regelmatig is Frans Sweben te vinden op of rond het veld en kantine, klussen uitvoerend. Soms lijkt het of Frans wat meer afstand gaat nemen van het Snelwiekgebeuren. Echter zijn betrokkenheid verplicht hemzelf van alles op de hoogte te blijven. Zowel Frans Sweben als Pleun Nouwen zijn ereleden van Snelwiek.
En de dames?
De verhouding tussen dames en heren binnen Snelwiek is gemiddeld 1:2 geweest. Per 31-12-1990 waren de aantallen als volgt; dames 70 en heren 105 leden (bron officiële mededelingen van de afdeling Rotterdam nr. 6, 1991). Helaas is van deze verhouding nooit een afspiegeling zichtbaar geweest in bestuursfuncties. Nog nooit is een vrouw voorzitter van Snelwiek geweest. Trouwens bij welke vereniging wel. En natuurlijk stelden een aantal dames zich beschikbaar voor de overige bestuursfuncties, maar altijd in een scheve verhouding. Een lichte uitzondering vond plaats in de begin jaren vijftig toen zowel Wil Zwaan als Riet Barendrecht binnen een bestuur verdienstelijk waren.
5. Ontwikkelingen
Snelheid
De oorsprong van het handbal is al beschreven, daarin werd al aangehaald dat de sport een stilstaand aspect bezat. Dat wil zeggen, tijdens balbezit mag de speler niet lopen. Vergelijk dit met het hedendaagse korfbal. Vanaf het eerste moment besloot men al dat het handbal zich zou moeten onderscheiden van andere sporten door het kenmerk snelheid.
Dit begreep onze vereniging in oprichting uitstekend, zondoende de gekozen naam Snelwiek. Bijna een eeuw mondiaal handbal en zeven decennia in Nederland zijn onderhevig geweest aan veranderingen en aanpassingen. Tijdens de pioniersjaren van het handbal waren, vooral internationaal gezien, treffende en daarom niet minder kostelijke situaties denkbaar. Nederland hanteerde de Duitse spelregels, maar veranderde deze naar eigen inzicht, zoals een chef-kok van een befaamd restaurant een gerecht een persoonlijke draai kan geven. Zelfs per district waren andere interpretaties denkbaar. Hoe en welke toe te passen bij onderlinge wedstrijfden moet tijdens het spel tot de nodige discussies hebben geleid.
Buitenspel
Het allereerste elfhandbalveld had reeds de omvang van een voetbalveld. Opvallend daarbij was dat het doelgebied, net als bij het voetbal, rechthoekig was, met als enige spelregelverschil dat deze rechthoek door veldspelers niet betreden mocht worden. Hierdoor bestond de mogelijkheid om vanaf de meest geschikte positie vanaf de grens van het doelgebied op het doel te mikken. De kortste afstand bedroeg slechts 5,10 meter. Eén handicap daarbij bestond uit het feit dat de speelbal een omvang meette die zo’n 12 cm groter was dan vandaag de dag.
Gespeeld werd met een vaste beginopstelling, waarbij de vijf aanvallers van beide elftallen zich aan de middellijn opstelden om direct na het eerste fluitsignaal van de scheidsrechter het midden te passeren. Terugkeren was niet toegestaan. Zo speelden vijf aanvallers tegen vijf verdedigers. Onze eerste Snelwiekers kregen meteen te maken met een cirkelvormig doelgebied. Hierdoor bedroeg de worpafstand op het doel vanaf alle posities aan de cirkel 11 meter. De doelen meetten 7,32 x 2,55 meter. Tot 1946 werd op 16,50 meter van de achterlijn over de gehele breedte een buitenspellijn getrokken. In deze zone kon een aanvaller zich in buitenspelpositie bevinden.
Ook bestonden spelregels, vooral gericht op fouten gemaakt door de doelverdediger, die een strafhoekworp opleverden. Dit punt bevond zich eveneens op 16,50 meter, maar dan aan de achterlijn en gemeten vanaf de doelpaal. Deze plaats werd door een vlag gemarkeerd.
Na 1946 handhaafde men de buitenspelregel nog wel, echter zoals deze bij het voetbal werd en wordt toegepast, waarbij dus het aanspeelmoment beslissend was voor het al dan niet in buitenspel staan. Deze situatie zou tot in 1957 duren. Wat eigenlijk vanaf 1946 nooit meer verdween is de tijdelijke uitsluiting. Toen kreeg de desbetreffende speler voor onsportief gedrag eerst een vermaning en werd hij bij herhaling verwijderd voor de duur van vijf of tien minuten, of voor de rest van de wedstrijd. Veel later reduceerde de tijdstraffen naar twee minuten en werd de mondelinge waarschuwing vervangen door een gebalde vuist, zoals Black – Panthers hun strijd accentueerden. Nog weer later voerde men het gebruik van een gele kaart in, wat een waarschuwing inhoudt en zeer kort daarna ook de rode kaart wat diskwalificatie betekent. De verdere interpretaties van gele en rode kaarten worden hier buiten beschouwing gelaten.
Een fijne sport
Met het definitief afschaffen van de buitenspelregel (1957) werd het aanvals- en verdedigingsvlak geïntroduceerd. Hierin mochten zich maximaal zes veldspelers per team bevinden. Niet alleen spelregeltechnisch moest de scheidsrechter op zijn hoede zijn, ook behoorde hij het aantal van zes spelers nauwkeurig in de gaten te houden.
Met dit zes tegen zes systeem werd binnen het elfhandbal al iets van het latere zevenhandbal geproefd. Een behendige elfhandballer was zeer goed in staat door snelheid en techniek een verdediger zijn hielen te laten zien. Toegestaan was onbeperkte afstanden op het speelveld af te leggen, mist de loopregel niet overtreden werd. Na elke drie passen moest de bal één keer gestuit worden. Zij die aanvallende tekortkomingen bezaten speelden in de verdediging en degene met het meeste loopvermogen en conditie overbrugde het numerieke verschil tussen verdediging en aanval. Terugkijkend op het elfhandbal reageerden de mesten vrij unaniem:
Een fijne sport, alleen een al te slechte bodemgesteldheid kon voor een afgelasting zorgen (wat overigens door een gemeentelijke consul beslist werd), zodat met kromme vingers van de kou in regen en zelfs hagel of ijzel de punten binnengehaald dienden te worden. De tijdstraffen onderging men, als een extra straf. Niet alleen de agressie werd een weinig bekoeld, ook de lichaamstemperatuur daalde. En dan duurden vijf of tien minuten erg lang.
De ruimte die het spel bood was evident. Het elfhandbal werd beschouwd als loopspel en de ruimte associeerde men met een frisse lucht. De solist binnen het elfhandbal kreeg alle kansen zijn talenten te ontplooien.
Henk Zwiers voegde hier nog de opmerking aan toe, “Elfhandbal speelde je om het zevenhandbal onder de knie te krijgen”.
Steeds jonger
De internationale druk tot het spelen van zevenhandbal groeide alsmaar. De Scandinavische landen mochten zich wat dit betreft voorloper noemen. Logisch, want door de weersomstandigheden daar bestond de noodzaak voor zaalhandbal. Bovendien zag men in Nederland steeds meer in dat handbalpropaganda een extra dimensie zou kunnen krijgen wanneer dit in zijn geheel op het zevenhandbal werd toegespitst. Dit ook vooral ten opzichte van de jeugd. Juist binnen dit kader is te constateren dat een verregaande verjongingscultuur zijn intrede nam. Eind jaren veertig startte de jeugdcompetitie. Jeugdigen vanaf 12 tot 15 jaar werden als lid toegelaten. De 16 en 17 jarigen vormden een eigen klasse. In 1964 verlaagde men de leeftijdsgrens verder en vierde het handbalvolk de geboorte van het pupillenhandbal.
Nauwelijks zeven jaar later traden zesjarigen toe en werd het welpenhandbal een feit. Anno 1989 werden de diverse leeftijdscategorieën verder gedifferentieerd om de verschillen in leeftijd niet al te groot te maken. Een definitieve onderste leeftijdsgrens lijkt nu getrokken te zijn of is een volgende stap het zuigelingenhandbal of wordt er een prenatale competitie opgericht?
Het stelselmatig verlagen van de leeftijdsgrens is er natuurlijk debet aan geweest dat het elfhandbal moest gaan verdwijnen. Stel eens voor, een veld van 80 x 40 meter, warop een twintigtal kinderen lopen te ballen, gescheiden door een aanvals- en verdedigingsvlak. Daarom besloot het Handbalverbond in het seizoen 1953 / 1954 dat 12 – 14 jarigen de veldcompetitie maar moesten gaan spelen op velden die overeenkomen met die van het zaalhandbal. Zo dachten de bestuurders meteen voortaan de doelgebieden te kunnen ontzien door de velden dwars over het veld te plaatsen. Een ander argument werd genoemd, namelijk het geringere aantal jeugdige deelnemers. In plaats van elf pupillen werd de behoefte slechts zeven.
Ahoy en energie
Voorafgaand aan de invoering van het zaalhandbal werden hier en daar al oefenwedstrijden gespeeld. En vooral daar waar Scandinavische verenigingen werden uitgenodigd tot het spelen van demonstratiewedstrijden, kwam het technische verschil levensgroot aan het licht. Ergens werd dit omschreven als “ wij speelden zaalhandbal als was het elfhandbal op een sterk verkleind veld”.
In 1953 vond het eerste officieuze kampioenschap zaalhandbal plaats. Het Haagse Hellas werd winnaar. Vanwege het grote gebrek aan sporthallen of zalen waren de kampioenschappen geen competities zoals wij deze nu kennen. Grote hallen zoals Ahoy en Energiehal in Rotterdam, de Houtrusthallen in Den Haag of de RAI in Amsterdam waren het decor voor de jaarlijkse handbalhappening.
Onderlinge wedstrijden dienden gespeeld te worden in veilinghallen, grote opslagruimten of garages, waar de vloer slechts uit tegels of nog erger, uit klinkers bestond. Al met al een kille entourage met daarnaast uiteraard zeer gebrekkige sanitaire voorzieningen. Vooral de jongeren bij Snelwiek stelden zich niet negatief op tegenover de komende veranderingen. Zij waren op de hoogte van de voordelen die zaalhandbal technisch konden brengen en bovendien beschikte Rotterdam over Ahoyhal en later over de Energiehal, zodat de omstandigheden in veilinghallen en dergelijke alleen bij uitwedstrijden meegemaakt werden.
Als een rode draad loopt het steeds sneller beoefenen van de handbalsport door dit hoofdstuk. Alle veranderingen die door de loop der jaren werden doorgevoerd kwamen de snelheid van het spel ten goede en het eind lijkt nog niet in zicht…. Zaalhandbal leek alle eigenschappen te bezitten. Natuurlijk was het potentieel van twee hallen, met weliswaar meerdere speelvelden, voor Rotterdam veel te laag. Overigens een feit dat met iedere denkbare gemeente gedeeld werd. Daarom werden sommige wedstrijden noodgedwongen op late avondtijdstippen gepland. Exact om 23.00 uur diende de wedstrijd gespeeld te zijn want onherroepelijk doofde de zaalbeheerder het licht. Als protest tegen deze gang van zaken is een Snelwiekteam ’s avonds in pyjama aan een wedstrijd begonnen. Een bijkomend aspect van het zaalhandbal werd meteen duidelijk, de blessuregevoeligheid nam toe. Dit kan ondermeer worden toegeschreven aan het toegenomen lichamelijk contact, maar ook aan de matige conditie van de zaalvloeren. In de loop der jaren zou het aantal sporthallen toenemen. Alleen al in Rotterdam – Zuid kon men beschikken over de IJsselmondehal, De Wielewaal, De Enk en iets later de Asterlo. De laatste, gesitueerd in Zuidwijk mocht Snelwiek haar thuishal noemen.
Omdat handbal het oudste recht bezat op zaalsportgebied wordt nog steeds op zondagen gespeeld terwijl andere concurrerende sporten moeten verhuizen naar doordeweekse avonden. Dankzij de grote vlucht die de indoorsport beleefde werd een ogenschijnlijk ingewikkeld belijningssysteem bedacht. Het ingenieuze aan dit systeem is dat alle belijningen van de diverse zaalsporten op het totale vloeroppervlak zijn aangebracht, wat een wirwar aan lijnen te zien geeft. Maar wanneer een bepaalde sport bezig is lijken de andere lijnen te vervagen.
Naast het afdragen van zaalhuur zijn tijdens de zaalcompetitie ook de kantine-inkomsten tot een minimum gedaald. Deze inkomsten verdwijnen nu naar de uitbaters van de sporthalkantines die overigens steeds meer de identiteit gaan aannemen van een dorpscafé en zelfs van een petit restaurant. Vooral in randgemeentes worden dit soort locaties vaak een ontmoetingsplaats voor omwonenden. Toch ontstaat er over het algemeen een band tussen de exploitant, de zaalbeheerder en de vereniging. Als zo’n vijftien jaar behoren Koos en Wil Smink zodoende tot de Snelwiekfamilie en speelt zoon Jaco in het Snelwiekshirt en heeft dochter Annemiek deze periode achter de rug.
De laatste competitie
Voorlopig bleef het elfhandbal bestaan naast het zaalhandbal. In Frankrijk, Spanje, Portugal, Scandinavië en de meeste Oostbloklanden speelde men al geruime tijd (we schrijven 1959) zaalhandbal.
(NB. Hier wordt gesproken over zevenhandbal als dit op het buitenveld plaatsvindt, zaalhandbal uiteraard als indoorsport). Deze achterstand in ervaring proberen de huidige bondscoaches, nu in de negentigerjaren, in te halen. Voorlopig stelde Nederland zich conservatief op. Onze handbaltraditie bevond zich nog in de kinderschoenen en de invoering van het zaalhandbal was nog maar net verwerkt. De discussie op bondsniveau laaide hoog op, bestuurders stapten op, maar het tij leek niet meer te keren. Alle verenigingen in Nederland kregen een enquêteformulier toegezonden. De tendens werd allengs duidelijker, Nederland ging zich opmaken voor het zevenhandbal. Overigens bestond, zo bleek uit de enquête, de grootste behoefte voor het spelen van elfhandbal in en rond Rotterdam en Den Haag.
In 1974 werden op het DWS veld te Schiedam de laatste wedstrijden om het Nederlands kampioenschap gespeeld. Toch brandde de kaars voor Snelwiek iets langer. Met Ancora, Actief, Meeuwen, DWS, Westlandia, Hellas en Concordia speelde het vijfde herenseniorenteam nog een aantal jaren een officieuze competitie. In 1980 blies men de kaars voorgoed uit.
Tijdens het veertigjarig jubileum is nog éénmaal een elfhandbaltoernooi op het Snelwiekveld georganiseerd. Met veel enthousiasme speelden zowel dames als heren om de eer. Uit louter nostalgie zou een herhaling hiervan een groot succes kunnen worden.
De roep naar nog meer snelheid in het spel woekert voort. Het verlangen om zevenhandbal verhard te gaan spelen wint terrein. Wanneer in 1986 ook het Snelwiekveld van een verharde toplaag wordt voorzien zijn vrijwel alle verenigingen binnen de afdeling al voorzien van een verhard veld. Jan Helsloot vindt echter dat de mogelijkheden van een verhard veld worden overschat: het is weer een extra graad blessuregevoeligheid en sommige spelsituaties zou hij, als trainer, nooit op een verhard laten uitvoeren. In 1987 werd het spelen op een verhard veld binnen de afdeling Rotterdam verplicht. Toch zal een handbalstadion dat plaats biedt aan zo’n 1000 toeschouwers rondom een verhard veld, zoals Helsloot het in Joegoslavië zag, hier ten lande nooit voorkomen.
Na het gereedkomen van ons nieuwe veld, werd rondom een viertal lichtmasten geplaatst die het mogelijk maakte om ’s avonds wedstrijden te gaan spelen. Daarnaast kunnen trainingen langer op het veld gehouden worden, wat de vereniging meer ademruimte geeft op het budget voor zaalhuur.
6. Trainers
Naar de subtop
Vanaf het moment van oprichting keek Snelwiek op tegen grote broer Dynamo. Echter de inhaalrace was al vanaf de geboorte ingezet. Een groeiproces dat in ongeveer vijfentwintig jaar tot een nivellering leidde en daarna, tot de fusering tussen Dynamo en De Schutters, zelfs af en toe in het voordeel van Snelwiek uitviel. Daar is veel trainingsarbeid aan voorafgegaan. In de groenstrook aan de Valkeniersweg, de parkeerplaats van het Feyenoordstadion, de speelplaats van de school aan de Frankendaal en veel later in het Zuiderpark zou de, zijn hond uitlatende wandelaar zijn pad gekruist kunnen zien door zwetende Snelwiekers.
Kees Kros nam het trainersschap de eerste vijf jaar op zich. Dit leek voor hem een logische keus vanwege zijn beroep als gymnastiekdocent. De eerste die voor Snelwiek een handbalcursus volgde was Peter Griese. Het ligt voor de hand aan te nemen dat het oproepen tot deelname aan trainingen een onderdeel was van zijn oefenstof, gezien de tientallen stukjes in de Snelbinder. De oproepen bezaten allemaal één duidelijke overeenkomst, Peter Griese vond de opkomst altijd matig en koppelde daaraan zijn mening dat dit goede prestaties in de weg stond. Overigens trainde Peter met harde hand. Op de voor hem karakteristieke wijze. Zou de motivatie te komen trainen daarom zo matig zijn geweest?
Districtskampioen
Vooral de eerste decennia werden de trainingen verzorgd door eigen Snelwiekleden. Gerrit ter Woort nam het damesteam onder zijn hoede en probeerde zijn handbalkennis over te brengen op de eerste juniorengroep. Een aantal van de toenmalige junioren herinnert zich zijn woordelijke opvatting “een bal verlangend te vangen”.
Een opleiding handbaloefenmeester bezat ter Woort niet, maar hij leefde zich volkomen in de mogelijkheden van de spelers in en de stof die daarbij noodzakelijk gehanteerd werd. Het zou binnen dit kader te ver voeren alle vrijwilligers te noemen die de afgelopen vijftig jaar zich voor de jeugd en volwassenen hebben ingezet. Het moeten er meer dan honderd zijn geweest en zonder hun inzet zou Snelwiek nooit zijn geworden wat het nu is. De eerste trainer die door Snelwiek betaald werd was de Schiedammer Hen van der Toolen. Met hem werd de aanzet tot de subtop gegeven.
Het was in het seizoen 1964 / 1965 dat Snelwiek tegen het Goudse Vires aan moest treden voor het spelen van twee promotiewedstrijden. Beiden waren districtskampioen in hun afdeling geworden en de winnaar van de tweestrijd zou promoveren naar de overgangsklasse. De eerste wedstrijd werd door Snelwiek kansloos verloren, 8 – 12. De kans alsnog te promoveren leek minimaal. Vires was met Piet de Bruyn en Ad Bouwer duidelijk te sterk. De tweede wedstrijd kende een zeer spannend verloop. Snelwiek diende te winnen terwijl Vires de champagne zou kunnen ontkurken na minstens puntendeling. Tot aan de rust gaf het scorebord nog een gelijke stand aan. Zowel Vires als Snelwiek scoorden vier maal. Na de onderbreking stootte Vires door naar 5 – 7. De Gouwenaars verkeerden even in de zevende hemel, maar Snelwiek gaf zich niet gewonnen. Doelpunten van Piet en Henk Zwiers, Hans Schrijnder, Rinus Rondberg en Harry Oudenaarden tilden de stand naar 9 – 7. Uiteindelijk werd de overwinning en de promotie bereikt door een 10 – 8 winst.
Snelwiek promoveerde naar de overgangsklasse. Voor Snelwiek wist Rinus Keehnen in deze wedstrijd slechts één maal te scoren, wat voor zijn doen ver onder zijn gemiddelde lag. Een citaat uit een krantenbericht: “één speler heeft aan deze wedstrijd weinig plezier beleefd, ofschoon zijn team de winst behaalde. Het was Keehnen die door de Vires – aanvoerder De Bruyn volledig aan banden werd gelegd. De anders zo gevaarlijke speler kreeg zo goed als geen scoringskansen”.
Henk Hoos
Aan de wie van het succes stond Hagenaar Henk Hoos. Zijn sporen verdiende hij bij Hellas, bij wie hij ook de basis legde voor zijn uitverkiezing voor het Nederlands veldhandbalteam waarvoor hij negen maar het oranjeshirt mocht dragen. Behalve dat Henk Hoos over uitstekende eigenschappen beschikte zoals mensenkennis, overwicht en technische kennis had hij alle geluk van de wereld een homogeen team te mogen trainen en coachen dat al vanaf de juniorentijd met elkaar handbalde. Henk en Piet Zwiers, de Rinussen Rondberg en Keehnen, Kees van Straten, Harry Oudenaarden, Rob Klip en Hans Schrijnder bevonden zich onder andere onder het aanwezige spelerspotentieel. Naast het trainerschap over de heren oefenden Henk Hoos dit ook uit over de dames.
Echter zo geduldig als hij zich toonde bij de heren, zo kort aangebonden reageerde hij bij de dames. Wanneer bijvoorbeeld de oefenstof niet geheel begrepen werd en een tweede en soms derde uitleg noodzakelijk bleek, kwam het geregeld voor dat Hoos geprikkeld over het Snelwiekveld liep te mokken. Hij zou snel de voorkeur aan de heren geven. Vooral wanneer Hoos op zijn scooter door sneeuwstormen richting Rotterdam – Zuid tufte nam de bereidheid om tot het uiterste te gaan op de trainingen alleen maar toe. Niet ten onrechte viel bij iemand de opmerking dat Hoos de basis heeft gelegd voor het huidige niveau bij Snelwiek en dat door hem het prestatiebewustzijn is aangeleerd. Het is des te opvallender dat een aantal van zijn spelers destijds het tot een succesvol trainerschap heeft gebracht. Snelwiek heeft bij Henk Hoos voor altijd een warm plekje in zijn hart gevonden.
Jaren later bezocht hij elke wedstrijd die Snelwiek binnen de Haagse stadsgrenzen speelde. Om zijn pols droeg hij dan het horloge met de inscriptie dat hij bij zijn afscheid van Snelwiek van de spelers als cadeau mocht ontvangen.
Overgangsklasse = eerste divisie
Met de promotie naar de overgangsklasse, een niveau dat vergeleken moet worden met de huidige eerste divisie, speelde Snelwiek voor het eerst op hetzelfde plan als Dynamo. Het kan alleen maar toeval zijn geweest dat de eerste wedstrijd in deze klasse een derby betrof waarover de krant vol lof een wedstrijdverslag publiceerde.
In deze wedstrijd stonden twee uitblinkende keepers tegenover elkaar. Kees van Straten in het Snelwiekdoel en Kees van Vugt bij Dynamo. De laatste werd, helaas voor Snelwiek, de matchwinnaar door in de laatste minuut een strafworp te keren zodat een 9 – 10 stand in het voordeel van Dynamo gehandhaafd bleef.
De statusdoorbraak binnen Rotterdam vond plaats op zondag 27 november in het jaar 1966. In de energiehal kreeg De Schutters met maar liefst 27 – 16 klop. Rinus Keehnen, toen al wijd en zijd bekend op zijn kanonskogels, naam dertien treffers voor zijn rekening. Later, in het seizoen 1968 / 1969 werd door Snelwiek ook definitief afstand genomen van Dynamo. Henk Hoos was al vertrokken en Rinus Rondberg had zijn taken overgenomen. Het was in dat seizoen dat Snelwiek dacht de touwtjes in de overgangsklasse stevig in handen te hebben. De thuiswedstrijd tegen Swift – Arnhem werd echter kansloos met 7 – 16 verloren. Niet alleen keeper George van Noesel in het doel bij Swift bleek een te groot obstakel. Heel Swift was een paar maatjes te groot. Dynamo degradeerde na dit seizoen en Snelwiek behaalde uiteindelijk een derde stek. Het eerste herenteam dat jaar bestond uit: Kees van Straten, Jan de Hoop, Joop Rijsdijk, Martin de Vos, Rinus Keehneh, Henk Zwiers, Jan Helsloot, Hans Schrijnder, Harry Oudenaarden, Piet Koster, Henk Osseweijer en Fred Nouwen.
Slimme doelman
Toch was het ogenschijnlijk succesvolle seizoen 1968 / 1969 niet het meest in het oog springende voor Snelwiek. Er is namelijk een moment geweest dat Snelwiek aan de eredivisie mocht ruiken. Het was een voorjaarsdag met een waterig zonnetje in het jaar 1965. In een naarstig aangeveegde veilinghal waar normaal op doordeweekse dagen snijbloemen werden verhandeld, dromde Kwintsheulers op meegebrachte fruitkisten langs de lijn samen om zodoende het Rotterdamse supportersaandeel te overstemmen.
Het betrof een rechtstreeks competitieduel tussen de nummers één en twee uit de overgangsklasse. Snelwiek speelde een sterke partij. Zij overtroffen op deze zondag hun eigen kunnen Dit kwam in de stand tot uiting. Met nog slechts één minuut te gaan op de stopwatch en een doelpunt voorsprong voor Snelwiek leek de eredivisie nabij. Quintus bevond zich in de rangschikking één wedstrijdpunt boven Snelwiek en zou met een gelijkspel promoveren. Het zag er bijzonder gunstig uit voor Snelwiek toen in die laatste minuut de bal via de arm van een Quintus verdediger achter het Quintusdoel verdween. Na de genomen hoekworp zouden slechts de laatste seconden uitgespeeld hoeven te worden. De scheidsrechter gaf weliswaar een hoekworp, maar de slimme doelman van Quintus deed of zijn neus bloedde en wierp een break-out naar een van zijn vrijstaande aanvallers, die uiteraard van de verraste Snelwiekers geen weerstand meer ondervond. Resultaat een gelijkspel. Hoogstwaarschijnlijk voerden de tuinders staande op hun veilingkistje de druk op de arbiter zo hoog op dat hij meenden op zijn beslissing te moeten terugkomen. Er ging een primeur in Rotterdam voorbij.
Aantrekkingskracht
Het lijkt een groot voordeel te zijn in een redelijk hoge competitie uit te komen. Het heeft zeker een aantrekkingskracht op spelers van andere verenigingen, die op een lager plan spelen en het vlaggenschip van de bekende streekgenoot willen bemannen. Wie wil er geen leuke wedstrijden spelen tegen gerenommeerde ploegen als Hermes, Hellas, Swift – A, PSV, Stratum Meteoor enzovoorts. Maar wanneer het plotseling wat minder wordt en het vlaggenschip slagzij dreigt te maken zijn zij de eerste die uitstappen. Zij hebben geen enkele emotionele binding met de club die zij dachten te versterken. Zo kreeg Snelwiek assistentie van onder andere Ad Bouwer en Harry Lathouwer.
Met Bouwer bouwde Snelwiek een soort haat-liefde verhouding op, die er in resulteerde dat Bouwer, als begeleider van het Rotterdamse jeugdteam, Snelwiek volkomen links liet liggen, terwijl juist op dat moment een groot aantal talenten aanwezig waren.
Toen hij uit nood later wel aanklopte, was zijn poging tevergeefs. Rinus Rondberg stapte op na onenigheid met het bestuur en voorzitter Aad Keehnen wist een onbekende trainer met mogelijke grote talenten aan te trekken. Huub van Keulen maakte zijn opwachting. Di werd geen succes, Snelwiek degradeerde en van Keulen verdween van het toneel. Binnen Snelwiek gaf deze keus van Aad Keehnen later problemen, vooral nadat Aad zich via een medium trachtte te verdedigen en de vereniging in woorden te hard aanpakte. Overigens leek het proces van de aftakeling in de overgangsklasse al onder Rinus Rondberg ingezet. Jaren later verzuchtte Harry Oudenaarden in het Rotterdams Nieuwsblad, “Huub van Keulen bezet de kwaliteiten voor het bouwen van een feestje, maar niet om te trainen”.
Na zonneschijn komt … degradatie
Na zeven jaar overgangsklasse viel het doek in het seizoen 1971 / 1972. Een aantal oudgedienden nam afscheid van de selectie, ging zich toeleggen op iets anders of deed een stapje terug.
Een nieuwe lichting kwam zich aandienen. Henk Zwiers en Hans Schrijnder onder andere maakten plaats voor Fred Nouwen, Peter Halke en Theo Bloemhof. Men handbalde weer in de districtsklasse, wat later, na een herstructurering de tweede divisie werd. Nol Verhoef, Rinus Keehnen, Rinus Rondberg, Wim Schaap, Loet van Vliet, Jan Helsloot en Martin de Vos stelden alles in het werk hun team weer terug in de eerste divisie te praten en trainen. Helaas zonder resultaat.
In het seizoen 1987 / 1988 leek handhaven al een probleem te worden en bracht een tijdelijke terugkeer van Ed Davids even adem. Tot de laatste wedstrijd toe was degradatie mogelijk. Het seizoen daaropvolgend was het tijd niet meer te keren en werd afzakken naar de derde divisie een feit. Met Ed Davids is één van de grootste talenten die ooit bij de heren van Snelwiek gespeeld hebben genoemd. Een verhuizing naar de provincie Utrecht noopte hem van vereniging te veranderen.
Jan Helsloot is ooit geselecteerd geweest voor jong oranje en ook Rinus Keehnen haalde een selectie en nog verder terug in de tijd viel Cor Hoek al op. Hij werd de eerste Snelwiek vertegenwoordiger bij het Rotterdams Elftal. Aan talenten helemaal geen gebrek bij de Snelwiekjeugd in de eind jaren zeventig.
Zowel in de heren- als damessector werden successen geboekt. Onder leiding van Jan Helsloot werden de herenjunioren kampioen veldhandbal van de regio en drongen door tot de eindronden voor het Nederlands kampioenschap. Het eindtoernooi werd echter geen succes. Ziekte van een aantal spelers bleek een terecht excuus. In dit team speelden onder andere Rob de Jager, Chris Lubeek, Chris Dobber, Albert Paardekam, Mario Gruythuisen, Rene van Willigen, Edwin Meeuwsen, Ed Immers en Peter Broekhuizen. De invloed die van dit veelbelovende groepje had kunnen uitgaan is nooit waargemaakt. Opvallend is dat tien jaar na dato geen van de toenmalige junioren nog in het eerste herenteam spelen. De meesten prevaleerden het recreatieve niveau boven het ambitieuze. Alleen Chris Dobber handhaafde zich op divisieniveau. Niet meer bij Snelwiek, maar bij het Vlaardingse W.I.K. , waar hij op verzoek van de daar training gevende Jan Helsloot de Vlaardingse selectie kwam versterken.
Over het algemeen valt op dat vrijwel geen Snelwieker is ingegaan op aanbiedingen van bijvoorbeeld de Haagse clubs. Alleen Jaap Haagen speelde in 1991 nog bij Hermes, maar Jaap was niet afkomstig uit de Snelwiekkweek. Voordat hij de overstap van Actief naar Snelwiek maakte, speelde hihj voor Tediro. Rob Klip werd veelvuldig geinviteerd naar Den Haag af te reizen, maar kwam nooit in de verleiding, evenals Piet Koster die verzoeken van Quintus naast zich liet liggen.
Heemskerk
Niet alleen het voornoemde herenjuniorenteam drong door tot een finale Nederlands kampioenschap. Al eerder in de geschiedenis mocht een elftal met herenjunioren deelnemen aan een finale. In 1967 trad een elftal aan in IJmuiden waar een tweede plaats werd weggesleept. In de finale bleek Hellas iets sterker (5 – 7). Overigens betrof dit geen officieel landskampioenschap. Het was een districtstoernooi zonder het predikaat Nederlands kampioenschap, al had het evenveel waarde.
Net geen eredivisie, net geen landkampioenschap, maar toch lukte het wel een keer. Voor de zoveelste keer mag de betrokkenheid vanRinus Keehnen niet onvermeld blijven. We schrijven 1978. In Heemskerk werd een groepje meiden terecht Nederlands kampioen veldhandbal bij de damesjunioren. Ging het in een vorige editie van een eindstrijd nog net mis en moest Snelwiek de eer aan Niloc laten, ditmaal waren de damesjunioren door niemand te verslaan. Astrid van Wijk als talentvolle doelvrouw, Linda Sweben, Andrea van Gelderen, Birgitta Dunnewold, Marjan Lagerwerf, Ingrid Holzhauer, Ellen Wien, Ina Raaymakers, Paula van Dijk, brachten voor de eerste en tot nu toe enige keer de trofee der landskampioenen naar de Oldegaarde. Vooral de snelle breakouts van Linda Sweben waren een geducht wapen. Dezelfde damesjunioren speelden datzelfde jaar ook mee in de eindronden van het zaalkampioenschap. Tot groot verdriet van velen werd hier “slechts” een tweede plaats weggesleept.
Dames vreten trainers
De vertegenwoordigde damesteams bij Snelwiek hebben eigenlijk, tot voor kort, altijd op een lager niveau gespeeld dan de heren. Het blijft altijd gissen naar de oorzaak van dit achterblijven. Terwijl de heren op eerste divisie niveau (overgangsklasse) acteerden verbleven de dames nog in de afdeling Rotterdam. Later verbleven zij, meer dan tien jaar lang in de subtop van de derde divisie en pas in 1987 / 1988 bracht Rinus Keehnen zijn ploeg naar de tweede divisie, waar tot nu toe het team zich kon meten met de besten. Het zal het imago van Rinus Keehnen zeker strelen dat het juist zijn persoon moest zijn die dit kon bewerkstelligen.
Een immens lange rij met de meest illustere namen was dit eerder niet gelukt. In willekeurige volgorde hebben, binnen een tijdsbestek van ongeveer vijftien jaar de volgende trainers een poging gedaan de dames handbaltechniek bij te brengen: Dick Scheffer, Jan Bayens, Martin de Vos, Ad Bouwer, Loet van Vliet, Thijs Kraak, Piet de Bruyn, Rinus Rondberg, Rinus Keehnen (al eerder) en Mart Hoeymans. Een zeer vervelende bijkomstigheid van een trainerswissel is dat de scheidende oefenmeester vaak zal proberen één of meerdere spelers naar zijn nieuwe vereniging mee te nemen. Zo raakte Snelwiek Marijke Barth kwijt aan Ancora, dat met haar de vruchten ging plukken van een verse fusie tussen Dynamo en De Schutters en doordrong tot de eredivisie. Met Marijke Barth verloor Snelwiek Judith van ’t Veer, René Ketting, Evelien Kros en Els Versteeg.
In de eredivisie wist zij zich in de kijker te spelen van de bondscoach die haar 54 keer in het vertegenwoordigende damesteam opstelde. Ook Rinus Keehnen nam in zijn kielzog twee speelsters mee naar Actief. Bij zijn laatste terugkeer naar Snelwiek volgden Andrea van Gelderen en Ingrid Holzhauer hem wederom.
Op de top?
In het jubileumjaar 1991 haalde Keehnen de toorn van het bestuur op zich door eigenzinnig de overgang van twee Actief dames naar Snelwiek te regelen. Dat deze overgang door het bestuur niet geaccepteerd werd maakte binnen de vereniging een flinke discussie los. Moet je iedereen toelaten die zich als lid aanmeldt? Of spelen er andere regels?
Het resultaat van dit geval dat de transmissie geen doorgang vond en Rinus de eer aan zichzelf hield en bedankte met ingang van het nieuwe seizoen. Nicolien schoenmakers deelde later mee dat vrijwel alle trainers die zij heeft meegemaakt, over het algemeen beslissingsarme types waren, die te weinig afstand schiepen naar de selectie. Deze mening geldt niet voor Rinus. Als tegenargument zullen alle trainers aanvoeren dat de instelling van vele dames ten opzichte van de heren veel minder is. Bijvoorbeeld het stichten van een gezin is een belangrijk aspect. Vrouwen krijgen al eeuwenlang de kinderen, wat op zijn minst een handbalverlof van minimaal een jaar inhoudt. Maar ook de belasting op het huishouden is niet te verwaarlozen als behalve de vrouw ook de man aan handbal of een andere sport doet. Dit vereist binnen het gezin een bepaalde discipline wat betreft het huishouden die velen er niet voor over hebben. En het klinkt zeker niet geëmancipeerd, maar de vrouw zal in de meeste gevallen met haar sport stoppen. In een eerste interview met Yvonne en Linda Sweben in het Rotterdams Nieuwsblad deden zij de uitspraak dat Snelwiek, na de promotie naar de tweede divisie, aan de top van haar kunnen zat. Waarheid of niet? Zelfkennis?
Het benadrukt de ambities waarmee gesport wordt wel. Als je voor jezelf de grenzen van je prestaties al gesteld hebt blijft er misschien niets meer te wensen over. Yvonne heeft inmiddels afgehaakt na een knieblessure, maar Linda kan samen met de routiniers Nicolien Schoenmakers en Marian Lagerwerf, de jeugdigen als Yvonne Schuppers, Linda Bokhout, Bianca de Wilde en Bianca van de Veer begeleiden. Begin maakte Yvonne Schuppers een uitstapje naar IJsland met de nationale jeugdselectie.
Paraplu’s
Welke invloed kan een trainer op zijn ploeg hebben? Over het algemeen wordt gezegd dat de invloed tijdens een wedstrijd te verwaarlozen is. Spelers handelen impulsief tijdens het spel en het enige wat een trainer kan bereiken lijkt irritatie die kan ontstaan na getoonde emoties. Of wellicht door een domme handeling. Het op een verkeerd moment wisselen van een speler die daar juist een andere mening op na houdt.
In ieder geval moeten de prestaties die op de trainingen worden neergezet anders geïnterpreteerd dan die tijdens de wedstrijd. Zo is er ook iets te zeggen tegen het feit dat een trainer te lang aanblijft bij een vereniging. Het gevolg hiervan kan zijn dat de motivatie en de daaraan gekoppelde prestatie achterwege blijft en dat de trainer dit meestal als eerste opvalt is daarom terecht. En met het woord motivatie is eigenlijk al het belangrijkste verteld. Zonder dit toverwoord is de beste trainer, als hij dit niet (meer) kan overbrengen op de ploeg, geen garantie voor goede prestaties.
Rinus Keehnen (en dit tevens de laatste keer dat hij in dit verband genoemd wordt) had alle mogelijkheden in zich een ploeg te motiveren. Zijn staat van dienst bewijst dit ook. Nog onvermeld bij zijn eregalerij ten dienste voor Snelwiek is het kampioenschap veldhandbal in de regionale eerste klasse in het seizoen 1989 / 1990, dat middels een beslissingswedstrijd tegen Saturnus gehaald werd. Op zich een voorbeeldige prestatie omdat Saturnus de laatste jaren als “angstgegner” voor Snelwiek optrad. De plaatsing tot het officiële landskampioenschap was het vervolg met twee volle bussen werd de reis naar Haaksbergen ingezet. Zowel de beslissingswedstrijd als de finaleronde zullen als visueel kenmerk de blauwwitte paraplu’s meekrijgen die voor de wedstrijd in ruime mate werden uitgedeeld. Voor het verloop van de wedstrijden moesten de speelsters zelf zorgen. Omdat een aantal vaste basisspeelsters al van een vakantie genoten moest het team gecompleteerd worden met junioren en speelsters uit het tweede team. Daarom is de in Haaksbergen behaalde tweede plaats een prestatie die er zijn mocht. Alhoewel natuurlijk alleen de gouden plak telt en voor publiciteit zorgt. Voor het seizoen dat een aanvang neemt op het moment dat dit boek zou verschijnen in 1991 gaat Loet van Vliet de training en coaching van de dames op zich nemen. Van het rijtje eerder genoemden heeft hij destijds de langste tijd volgemaakt.
Bij de heren zal dit voor het tweede seizoen gebeuren door Kees Kooy, die Snelwiek in het jubileumjaar bijna op het kampioenschap in de derde divisie trakteerde. Maar op de laatste wedstrijddag liet de hele ploeg het lelijk afweten en kon niet tot winst komen tegen het reedt gedegradeerde EHC. Het was een seizoen waarin de toppers zich kenmerkten door puntverlies en op de slotdag waren nog vier promotiekandidaten over.
Kees Kooy is afkomstig van het Delftse EDH, maar heeft zijn wedstrijden op eredivisieniveau gespeeld bij Hermes. Na een teleurstellende periode bij EDH leek bij hem het plezier in handbal totaal verdwenen. Dit plezier lijkt Kooy bij Snelwiek weer teruggevonden te hebben. Met zijn jarenlange ervaring, waaronder 57 wedstrijden voor het Nederlands team, moet hij aankomende talenten Danny Bayens, Alex van Keulen, Jeffrey Leuenberger en Giacimo Krijnen klaar kunnen stomen voor de tweede divisie. Alle ogen zijn op hen gericht.
7. Recreatie
Andere behoeften
Een vereniging heeft verschillende middelen om onderlinge banden te verstevigen. Ten eerste is er het clubblad en het tweede grote aspect is dat van de recreatieve activiteiten. Het is zeker zo dat wanneer enige groepsvorming binnen welk kader dan ook plaatsvindt, de behoefte om er gezamenlijk op uit te trekken meer dan aanwezig is. Vanaf het allereerste begin van Snelwiek tot heden ten dage en nog lang in de toekomst zal deze behoefte een onderdeel van het verenigingsleven zijn. Een onlosmakelijk sociaal aspect, de vereniging als organisator van uitstapjes, eet- en feestavonden, puzzelritten en nog meer zaken van dien aard. Opvallend detail hierbij is dat de vereniging steeds meer uitdraagt dat de recreatie hoog in het vaandel staat. Bij ledenwerving bijvoorbeeld. Als je sport met al zijn randverschijnselen als een top tien zou gaan presenteren dan staat de sport zelf al jaren op een stevige eerste plaats, maar is recreatie met stip gestegen van een vijfde naar een tweede plaats. En waarom zou je het laten als binnen de vereniging personen aanwezig zijn die zich in willen zetten om dit soort activiteiten te ontplooien.
In de oorlogsjaren al toog men richting Brabant. Een richting die jaren later nog vaak zou worden gekozen. Dit hoofdstuk zal staan in het teken van uitstapjes, toernooien en in het kort reünies.
Boer Hermans
Het was niet zozeer uit sportiviteit dat vroeger de fiets gebruikt werd voor tochten en weekenden naar Brabant. Meestal betrof het een louter financieel oogpunt. Echter, de recreanten ondervonden de fietstochten altijd als gezellig. Soms vertrok men in twee ploegen. Een groep die op zaterdagmorgen niet naar het werk hoefde vertrok bijvoorbeeld om 10.00 uur in de ochtend en zij die wel verplichtingen bij de baas hadden stapten ’s middags rond half drie op de fiets. De groepen bestonden niet zelden uit totaal vijftig personen. De Moerdijkbrug fungeerde min of meer als ruggestuen. Was dit markante punt bereikt dan groeide het besef dat vrijwel de helft van het traject naar Dorst of Oosterhout achter de rug lag. In Dorst logeerde de groep, bestaande uit jongens en meisjes, bij boer Hermans. Deze vriendelijke boer stelde een schuur ter beschikking waar overnacht kon worden. De toenmalige zedelijke normen stonden het gemengd overnachten echter niet toe. Daarom had de “slimme” boer Hermans een juten afscheiding opgehangen. Dit gebeurde dusdanig provisorisch dat het niet onmogelijk bleek voor een aantal heren contacten te maken met de vrouwelijke helft. Omdat deze groepen wat leeftijd betrof de oudste leden van de vereniging vormden was er, behalve boer Hermans (maar die sliep ’s nachts) geen toezicht. Het rijke, maar daarom niet minder strenge, Roomse leven stond ook het gemengd zwemmen niet toe. Het zwembad werd dan ook door de Brabantse fatsoenrakkers door prikkeldraad in tweeën gedeeld. Wederom de jongens links en de meisjes rechts.
Alleen bij oma Jan in Oosterhout, waar ook regelmatig gelogeerd werd, mochten beide seksen tegelijk in het water. Omdat een zwembad niet in de onmiddellijke omgeving geëxploiteerd werd dook men daar in het kanaal. Vanuit de bosjes langs het water ontlokten de Snelwiekers uit Rotterdam bij menig gluurder een Brabantse zucht. De bekende ingrediënten zoals, vlaggenroof, avondwandelingen c.q. droppings en dergelijke maakten van elk weekend een feest. Dodelijk vermoeid stapten de Snelwiekvrienden aan het eind van de zondagmiddag op de fiets om de zestig kilometer huiswaarts af te leggen.
Het Reigersnest
Door de verbintenis met het Zuider Volkshuis mocht Snelwiek veelvuldig gebruik maken van de faciliteiten die aanwezig waren. Gebouw de Uil, op het binnenterrein bij de Dreef, werd gebruikt als werkruimte waar o.l.v. Dick Byleveld de coulissen getimmerd werden voor de Bonte Avonden en ook kleding werd vermaakt. Verder diende de Uil als vergaderruimte en opslagruimte voor oud papier. Vooral de Bonte Avonden hadden grote belangstelling. Op deze avonden werden door de leden sketches opgevoerd en er werd aan samenzang gedaan. Snelwiekers die behalve een muziekinstrument vasthouden ook daarom konden spelen, strooiden hun muzikale noten over het aandachtige gehoor uit. Een bekend figuur op deze avonden werd Jan Troubadour. Achter deze naam school Jan Keehnen die onder begeleiding van Gerard Mineur aan de piano steevast het lied “Droomland” ten gehore bracht. Deze act verschafte Keehnen zoveel plezier dat hij zijn optreden gebruikte als chantagemiddel. Hij was altijd bereid zijn medewerking te verlenen bij werkzaamheden en dergelijke, mits hij zijn “Droomland” maar mocht laten horen.
De teksten van de liedjes en sketches werden op papier gezet door Gerrit in ’t Hout en Piet Kramer. De kleding uit het ‘atelier’ De Uil was door de handen gegaan van o.a. Sjaan Verbeek, Cor Keehnen, Nolda Nouwen, Nel Sweben en Jopie Bosua. De decors werden getimmerd door Joost de Waard en Frans Sweben en voor de verlichting zorgde Rinus Verbeek. Ook hier trad Pleun Nouwen op als coördinator.
Een andere locatie van het Zuider Volkshuis was het Reigersnest, gelegen aan de Binnenmaas. Tamelijk ver van enige bewoning stond het (club)huisje heel pittoresk aan het water en altijd waren roei-, zeilboten en / of kano’s aanwezig. De aanwezigheid van water maakte de plek natuurlijk uitermate geschikt om te zwemmen. Bij de leiding heerste grote voorzichtigheid. De Snelwiekjeugd mocht pas in de boten nadat ze een proeve van zwembekwaamheid was afgelegd.
Daarvoor moest de Binnenmaas overgezwommen worden en weer terug. Een keer de overtocht maken noemde men ‘de kleine kanoproef’. De Binnenmaas heen en terug heette ‘de grote kanoproef’. Hield de examinant het hoofd boven water dan mocht gevaren worden. Waren de primaire zwemhandelingen niet aanwezig dan moest vertier aan de kant worden gezocht. Dit laatste was meestal een uitzondering.
Drunen
Voordat het kampeerterrein in 1989 werd geprivatiseerd was ook dit terrein in Drunen eigendom van het Zuider Volkshuis (De Brink). Ingesloten tussen bossen, op ruime afstand van een doorgaande weg en in nabijheid van de imposante Drunense Duinen werden daar de laatste vijftien jaar kampeerweekenden georganiseerd (met uitzondering van de jaren 1987 tot en met 1989, toen een vakantiehuis in Leersum het doel was). Dit kamp ontplooide zich meer en meer in een familiegebeuren. In eerste instantie was de opzet alleen voor de jeugd, maar later werd het verschil ouderen – jeugd steeds kleiner. Gekozen voor het weekend vanaf Hemelvaartsdag tot en met de daarop volgende zondag. Dit tijdstip kan wel een vroeg op de kalender voorkomen. Het is dan ook wel eens gebeurd dat grondvorst de kampeerders ’s nachts dicht tegen elkaar liet kruipen of zelfs dat het kampeerterrein ’s ochtends vroeg een bevroren, wit uitgeslagen landschap was. Maar ook schitterende warme dagen behoorden tot de mogelijkheid, zodat de verkoeling van een zwemgelegenheid gezocht moest worden. De omgeving van het kampeerterrein in Drunen leent zich ook uitstekend voor het houden van puzzel- of speurtochten, avondspelen, droppings en wandelingen. Het kampvuur, dat toch altijd een extra dimensie aan het kampgebeuren gaf, werd later helaas verboden door de boswachterij.
Paspoort mee
Er is een tijd geweest dat Snelwiek regelmatig de grenzen overtrok. Dit gebeurde grotendeels rond de jaren zeventig. De economie trok die jaren ontzettend aan. Mede dankzij een gasbel die Nederland ging exploiteren. De lonen stegen flink naar verhouding en ook de arbeidsomstandigheden wijzigden zich in gunstige zin. Gezien deze achtergronden was het begrijpelijk dat de financiële draagkracht toen toenam. Dus ook het budget voor een extra uitstapje met de club nam toe. Amper een twintigtal jaren later is dit fenomeen voorbij. Niet zozeer de gestegen huurprijzen van een touringcar zullen daar debet aan zijn als wel de veranderende normen ten aanzien van het op vakantie gaan. Door maatschappelijke omstandigheden gaat bijna iedereen twee keer met vakantie en ook de aantrekkingskracht van een eigen Pinkstertoernooi zal een stukje motivatie om Nederland voor een korte trip te verlaten weggenomen hebben. Vast staat dat destijds voor een uitstapje lang gespaard werd en dat het altijd gecombineerd werd met het spelen van een toernooi of een aantal vriendschappelijke wedstrijden. Toch gingen er al wat stemmen op om reisjes te maken zonder daarbij aan handbal te denken. Onderling werden dit soort reisjes al georganiseerd en het is bekend dat de oudere garde van Snelwiek al jaren in de zomervakantie naar Frankrijk vertrekt. Los van elkaar, maar elkaar altijd ontmoetend op diverse Franse campings. Maar Snelwiekuitstapjes zouden altijd gepaard gaan met het spelen van handbalwedstrijden.
Checkpoint Charlie en Porno
Het is in de aanvang al genoemd, de reizen vonden plaats toen de zestiger jaren overgingen in de zeventiger en de positieve economische ontwikkelingen nog niet leken af te nemen. Gereisd werd met touringcars, waarvan de chauffeurs niet altijd uitblonken in vakbekwaamheid. Elk jaar wist de organisatie wel een geschikt doel buiten onze landsgrenzen te vinden. Parijs bijvoorbeeld. Bij aankomst in de Franse lichtstad zagen de reislustigen al affiches hangen waarop de aankondiging dat binnenkort een internationale wedstrijd tegen het Hollandse Snelwiek zou plaatsvinden.
Voor deze wedstrijd echode, zeer in stijl, het Wilhelmus en de Marseillaise tegen de hoge muren van de omliggende appartementen. Ondanks een vrij recreatief team werd toch de overwinning behaald en geheel volgens Franse stijl werd dit na afloop gevierd met champagne en boudoirs (lange vingers). Een andere reis ging naar Kassel waar de heren bij een toernooi eerste werden en de dames na één knappe overwinning toch nog de tiende plaats behaalden. Buiten het handbal kwam bij deze reis feestvieren op de eerste plaats.
Een jaar later ging het weer oostwaarts. Berlijn was tot doel gekozen. Een subsidie van de gemeente Berlijn maakte deze reis relatief goedkoop. Bij aankomst in West – Berlijn haalde de Snelwiekgroep de chauffeurs van de reisbus over nog een rondrit te maken. Oververmoeidheid van de bestuurder en (misschien) ook wel van de overige inzittenden maakten van deze sightseeing geen overweldigend succes. Berlijn maakte op een aantal deelnemers van de trip een beklemmende indruk. Overal zwaarbewapende militairen, veel gepantserde voertuigen en natuurlijk de vervloekte muur, die de wereldstad in twee zones scheidde. Zelfs bij een sanitaire stop durfden de Snelwiekers zich slechts een aantal meters van de bus te verwijderen, alsof deze bescherming zou kunnen bieden bij eventuele calamiteiten. Niemand kon toen vermoeden dat Checkpoint Charlie twintig jaar later alleen nog op foto’s zou bestaan en dat de Brandenburger Tor ontdaan van een belemmerende muur architectonisch meer waarde kreeg. Het uitstapje naar Berlijn werd gemaakt tijdens de Pinksterdagen van 1969.
Weer een jaar later was Kopenhagen het reisdoel. In de herinnering van de meesten het leukste reisje. Twee factoren lijken daaraan ten grondslag te liggen. Ten eerste viel de periode van het bezoek aan Denemarken gelijk met de avond dat Feyenoord in Milaan de Europacup ten koste van het Schotse Celtic zou winnen. Want natuurlijk volgde Snelwiek de verrichtingen van de veel bekendere stadsgenoot. In een zaaltje werd voor de Snelwiekaanhang een t.v.-toestel aangesloten. Het rumoer in de naaste omgeving zou ongeveer 2,5 uur aanhouden en vond een hoogtepunt en een slachtoffer op het moment dat Ove Kindvall het winnende doelpunt scoorde. Juist op dat moment bracht een kennis van Hans Schrijnder een meegebrachte toeter naar zijn mond, bolde zijn wangen om de lucht met grote kracht via de toeter naar buiten te laten ontsnappen. Het gejuich om het doelpunt kwam spontaan en ongecontroleerd. De vriend werd twee tanden uit de mond geslagen.
De tweede gelukmakende factor voor het welslagen van de Denemarkentrip was niet Tivoli in Kopenhagen. Dit was, puriteinen als zij waren, de porno- en seksindustrie die in Denemarken juist op zijn hoogtepunt stond en door Snelwiek (mogelijk) daarna in Nederland is geïmporteerd. Het marktleiderschap waarin ons land zich nu bevindt zou best wel eens aan Snelwiek te danken kunnen zijn. Voor velen was dit de eerste kennismaking met de wereld van de seks en met open mond werden op de terugreis in de bus de wederzijdse trofeeën als magazines, speelkaarten en dergelijke bekeken.
Meestal Duitsland
Vaak werd tijdens de buitenlandse reizen in jeugdhotels of jeugdherbergen overnacht. Of werd zoals in Luxemburg een ouderwets tentenkamp opgericht. Tijdens dit kamp leek een generatiekloof te ontstaan. De junioren probeerden in spel en verhouding de ouderen bewust af te troeven. Zowaar werd Peter Griese tijdens een spelletje vlaggenroof, door Rob Klip aan een boom vastgebonden, wat Peter beschouwde als een inbreuk op zijn gezag. Later bij het kampvuur zochten beide partijen, aanvankelijk schuchter, toch weer toenadering. En Peter Griese werd tot tentencontroleur benoemd, want gezag moest er zijn.
Het hoofdstuk buitenlands stappen afrondend kan vermeld worden dat over het algemeen Duitsland bezocht werd. Met Wiepenkathen bestond een jaartje of wat een uitwisseling waarbij gelogeerd werd bij gastgezinnen. Dit gebeurde ook bij Stade uit Hamburg, deze families vielen op door welgesteldheid en hun woningen mochten villa’s genoemd worden. In Bad Nendorf, tenslotte, werd Snelwiek ingehaald met een muziekkorps met majorettes. Dit kan toch niet alleen ter ere van de verjaardag van Rinus Keehnen zijn geweest?
Pinkstertoernooi
Het stokpaardje van Jan Helsloot is jarenlang het eigen Snelwiek – Pinkstertoernooi geweest. De eerste editie van dit toernooi vond plaats in 1974. De toevoeging internationaal was voor deze eerste uitvoering nog niet van toepassing. Wel werd toen al een veld van buurman Zuiderster ‘geleend’, wat noodzakelijk bleek om ongeveer acht velden te kunnen uitzetten. De opzet van het gebeuren was om alle categorieën, van welk tot veteraan, op één dag te laten spelen. Als groot voorbeeld diende het SOA – toernooi, dat jaarlijks aan het begin van het nieuwe seizoen in Breda werd gespeeld. Met de keuze van het Pinksterweekend had Helsloot een goede keuze gedaan. Binnen de regio was Snelwiek de eerste en toen later het Schiedamse DWS op de eerste Pinksterdag een toernooi ging organiseren, merkten zij al snel dat er een concurrerende zuigingskracht van het toernooi aan de Oldegaarde uitging. Het DWS toernooi was geen lang leven beschoren. Een tweede geluk voor de organisatie is dat het met Pinksteren overwegend schitterend weer is. Slechts één keer bestond de noodzaak het toernooi wegens wateroverlast af te gelasten. Het was de eerste keer dat Jan Helsloot niet mee organiseerde en dit overliet aan John Piek. En toevallig zou het de dertiende editie van het toernooi worden.
Wiepenkathen
Behalve dat bij de eerste uitvoering kwamen op alle volgende toernooien wel buitenlandse verenigingen af. Eén jaar zelfs bezochten buiten de Duitse deelnemers, een Deense en Engelse vereniging Snelwiek.
De uitstraling van het Pinkstertoernooi was gigantisch en de organisatie (Helsloot) zag het als een uitdaging om alle beschikbare velden te benutten en daarop gelijktijdig wedstrijden te laten plaatsvinden. Dit betekende dat 18 velden tegelijkertijd bespeeld werden door z’n 250 sporters. De grote kracht daarbij was dat in het speelschema nooit langer dan een uur niet hoefden te spelen. Het uitzetten van velden gebeurde steevast op de zondag voorafgaand aan het toernooi. De nauwlettendheid ging zover dat op kaalslag, zoals die aanwezig was bij de voetbaldoelen en waar kalkwagens slechts droge strepen konden trekken, iemand met een emmer kalk en een plastic koffiebekertje de lijnen wat aanzien gaf. Dat bij de eerste aanraking met een sportschoen de kalk één werd met de stof en speler en scheidsrechter de cirkellijn op gevoel moesten plaatsen, kon niemand iets schelen. Bij aanvang moest het perfect ogen.
Zoals Snelwiek bij Wiepenkathen op bezoek ging, zo kwamen zij met Pinksteren naar Rotterdam. Ook zij vonden onderdag bij gastgezinnen. Zo werd in het huis van Peter en Clare Griese, toen wonend in Ridderkerk, dermate volgestopt dat Peter zijn nachtrust in de kelder op een stretcher moest zoeken. Ook in Ridderkerk bij Jan en Anneke Helsloot zochten ’s avonds laat een stuk of zes Duitse gasten hun bed op, onder wie de chauffeur van de reisbus. Deze chauffeur zorgde ervoor dat de rommel, die overnachting en ontbijt achterlieten door de logés, eerst werd opgeruimd alvorens achter het stuur te kruipen en het groepje te vervoeren. Vanuit de Spuistraat werden de andere gasten opgehaald om vervolgens een toeristische attractie te bezoeken.
Jägermeister
De festiviteiten die het Pinksterweekend inluidden waren traditioneel op de zaterdagavond. Op het terrein werd een grote tent opgezet waaruit tot in de kleine uren discodreunen klonken. Op een van deze avonden stonden velen verbaasd te kijken hoe Anneke Helsloot de ene na de andere Jägermeister koud maakte en daarbij haar nuchterheid niet verloor. In een rap tempo werd door de gasten uit Wiepenkathen steeds nieuwe rondjes gegeven. De borrelglaasjes vonden een plaats tussen duim en pink en zonder adem te halen diende het glas in één teug geleegd te worden. Later bleek de afspraak die Anneke gemaakt had met de schenker; bij elk rondje werd haar glaasje gevuld met coca –cola, wat in kleur redelijk overeenkomt met Jägermeister. Door het hoge tempo leed zij niet aan dorst. De toenemende mate van dronkenschap bij de Duitsers werd door Anneke begroet met een koolzuurhoudend boertje.
Helaas trok de feestavond de laatste jaren ongenode buitenstaanders naar de feesttent. Vandalisme en agressie leek het enige te zijn wat zij bezaten. Vanaf dat moment is de tent niet meer opgezet en werd de feestavond een besloten activiteit.
Omdat bij elk jubileum iets bijzonders dient plaats te vinden had de organisatie bij het eerste lustrum gedacht parachutespringers op het veld te laten vallen. Door de weersomstandigheden liep het springen behoorlijk uit en eindigde het toernooi ruim een uur te laat. Een lering voor de volgende keer. Een aantal Rotterdamse verenigingen zoals Atomium, Actief en Roda bezocht het toernooi frequent. Echter de laatste jaren driegt de belangstelling af te nemen. Dit vindt onder meer zijn oorzaak in het grote aantal toernooien dat in het pinksterweekeinde georganiseerd wordt. Een zeker pessimisme ten opzichte van een consolidatie van het toernooi is op zijn plaats.
Voetbal gaat voor
Het allereerste toernooi dat door Snelwiek georganiseerd werd was ter gelegenheid van het tienjarig bestaan. Op 17 juni 1951 bezochten 32 handbalelftallen Snelwiek op Varkenoord. Dit was eigenlijk de eerste grote organisatie waarvoor het jonge Snelwiek kwam te staan. Dit toernooi werd gespeeld op vier velden, waarvoor Feyenoord zijn velden beschikbaar stelde. Om de organisatie in goede banen te leiden deed Snelwiek een beroep op de competitieleider van district West B en mede dankzij Hagenaar Piet Kaal werd dit eerste toernooi een redelijk succes. Dit was overigens niet te danken aan de plaatselijke dagbladen. Pleun Nouwen probeerde een aankondiging geplaatst te krijgen in Het Vrije Volk. De redactie wist dit zodanig te reduceren tot een aantal regels in de marge dag het nauwelijks opviel. Navraag bij de krant leerde dat handbal op een veel lager plan stond. Als het nou voetbal was geweest…
Buitenlandse gasten
In 1951, wederom in de junimaand, kreeg Snelwiek de eer de eerste buitenlandse vereniging te mogen begroeten. T.V. (Turnverein) Bergen en Berchem Sport speelden mee met het toernooi waarvoor ook Roda en Minerva een uitnodiging ontvingen. Toen al werd de organisatie verrast met afzegging op het allerlaatste moment. Minerva liet verstek gaan en in de haast werd stadsgenoot Meeuwen opgetrommeld. De bereidwilligheid van de vereniging Meeuwen bleek echter groter dan de werkelijke opkomst van spelers. Maar dit mocht Meeuwen eigenlijk niet aangerekend worden. Van onderscheid tussen dames- en herenwedstrijden was al sprake. De heren mochten zich 55 minuten op het veld vermaken terwijl de dames voor ditzelfde pleziertje twintig minuten minder toebedeeld kregen.
Na afloop toog men naar de zaal De Spil op de hoek van de Kromme Zandweg en de Dordtsestraatweg waar men nog enkele uurtjes gezellig verpoosde. Het organiseren van toernooien leek Snelwiek in het bloed te zitten. Zodanig zelfs dat voor op de tweede kerstdag 1960 besloten werd een zaalhandbaltoernooi op poten te zetten. Decor van handelen werd de Energiehal, een overblijfsel van de Floriade en de eerste grote evenementenhal van proportie binnen Rotterdam. Ook voor die evenement wist Snelwiek een buitenlandse gast te strikken. Het werd ACBB uit Parijs, die behalve een seniorenteam een ploeg junioren meenam. Opvallend detail bij dit toernooi was dat de gemeente Rotterdam verordonneerde dat leden en donateurs geen gratis toegang mochten hebben.
Snelwiek besloot de allerjongsten tot zes jaar gratis toe te laten, de jeugd tot achttien jaar fl. 0,50 en de leeftijden daarboven fl. 0,75 te laten betalen. Voor dat geld was men wel de hele dag van de straat en kon men droog en warm op een houten tribune zitten. Misschien had staan wel meer comfort gebracht. Precies tien jaar later verkoos Snelwiek wederom de Energiehal als locatie voor een spannend kersttoernooi. Elf clubs brachten 36 teams in het veld. Onder deze elf bevonden zich onder anderen ESCA uit Arnhem, Hellas, Dynamo, De Schutters en DWS. Uit Duitsland waren TV Korschenbroich en TV 1861 uit Wiesbaden present. De laatste mocht zich in 1970 beroemen als een topper uit de Deutsche Bundesliga. Succes bleek voor Snelwiek niet weggelegd tijdens dit toernooi.
Wel voor het Schiedamse DWS dat zowel het heren- als het damesteam tot de finales zag doordringen. De heren zegevierden met 9 – 6 over Dynamo, terwijl de dames de eer moeten laten aan Zeeburg. Overigens besteedde de pers nu wel ruimschoots aandacht.
Blubberbuikjes
Een uitstekende gelegenheid tot het organiseren van een toernooi wordt dikwijls gevormd door een gedenkwaardige gebeurtenis in de vereniging. Bijvoorbeeld elk lustrum werd en wordt bij Snelwiek gevierd. (Dit met uitzondering van het eerste in 1946 toen de zojuist beëindigde oorlogsperiode andere gedachten opriep). Steevast werden leden en oud-leden van te voren van de festiviteiten op de hoogte gesteld door een jubileumuitgave van de Snelbinder. Daarin terugkerend de onvermijdelijke terugblikken van de steeds in leeftijd toenemende oud-leden en de voorzichtige toekomstvisies van de redactie of bestuursleden. Ex-voorzitter Gerrit ter Woort kreeg in zo’n jubileumuitgave een vast schrijfplekje. Zijn berichten uit Canada werden door de Snelwiekleden gespeld. Groot was de verrassing toen de familie ter Woort het feest t.g.v. van twintig jaar Snelwiek in eigen persoon kwam opluisteren. De festiviteiten voor dit jubileum waren divers en betreken een langere periode. Een fietstrip voor jongeren (onder de noemer stertocht) naar het Reigersnest terwijl de ouderen dezelfde afstand gemotoriseerd af mochten leggen.
Een feestavond in De Brink, een toernooi in augustus op een zonnige zondag op het eiland Brienenoord waar ondelringe wedstrijden werden gespeeld, waren zoal de ingrediënten. Niet voor niets verzuchtte Peter Griese dat “de festiviteiten de allures kregen van een 100-jarig bestaan”. En volgens Gerrit ter Woort, die de uitdaging aannam om een team van oudgedienden te versterken was de afstand van doel tot doel alleen maar toegenomen en leek en leek het doel zelf veel kleiner te zijn geworden, gezien de vele ballen die hij over en naast schoot. Nel Markus, inmiddels gesierd met de achternaam Schmidt, zag”…. Een herenwedstrijd van de oudste lichting tegen een wat jongere garde. Nu dat was een fraai gezicht. Kalige koppen, grijze haren, kunstgebitten en blubberbuikjes”. Hoe moet die oude garde er dan nu uitzien? Bovenstaande citaten en herinneringen zijn ontleend aan de Snelbinder uitgegeven t.g.v. het 20-jarig bestaan. Het blad stond onder redactie van Aad Keehnen en Joost de Waard en vooral het omslag, ontworpen door Rien Kroon, en gedrukt door drukkerij van Merwe viel op door een voor die tijd eigentijds design.
Het 15-jarig bestaan bestaan werd, buiten het traditionele toernooi dat op een zeer hete dag gespeeld werd, gevierd met een avondvullend programma in het Zuider Volkshuis. Op het programma prijkte tot slot een ‘vrij- en blijspel’. Deze uitvoering was waarschijnlijk de reden dat de aspiranten van deze vereniging de avond niet tot het einde toe mochten bezoeken. Het hele programma wed door Snelwiekleden uitgevoerd.
Laatste keer elfhandbal
Terwijl de Rolling Stones het Feyenoordstadion plat speelden weden hemelsbreed een tweetal kilometers verderop de laatste loodjes gelegd voor het feest dat het 40-jarig jubileum gestalte moest geven.
Door organisatorische omstandigheden was gekozen het feest niet in het jubileumjaar 1981 maar in juni, het jaar daaropvolgend, te vieren. Op zaterdag 5 juni speelden vele sportbeoefenaars hun allerlaatste elfhandbalwedstrijd. Zuiderster had zojuist het eigen terrein ingezaaid zodat gebruik gemaakt werd van één der velden van Zwart – Wit ’28.
Zowel heren als dames ondervonden de nostalgische gevoelens die van het elfhandbal anno 1982 uitgingen. Snelwiek nam zelf deel met twee teams. Een team met oud-spelers en een team dat vrijwel geheel bestond uit het eerste zevenhandbalteam. Voor de laatste keer bezochten elfhandballers van Meeuwen, UVG, Ancora, Actief, Roda en DWS het Snelwiekcomplex. ’s Avonds en de zondag daaropvolgend bezochten ruim 200 reünisten Snelwiek.
Snelwiek 50 jaar
Het jaar 1991 moest alle allures die dertig jaar geleden, volgens Peter Griese, aanwezig waren, overtreffen. Een commissie onder leiding van Jan Helsloot startte de werkzaamheden ruim een jaar tevoren. Wat één van de hoogtepunten had moeten worden bleek achteraf financieel niet haalbaar. Een groots opgezet internationaal toernooi met louter handbalgrootheden uit diverse Europese landen (de toezeggingen waren binnen), liep spaak op het uitblijven van die ene grote sponsor die zijn naam had kunnen verbinden aan een evenement dat zeker de belangrijkste media bereikt zou hebben.
Het daarna ontstane alternatief is zeker niet minder ambitieus. Een toernooi met deelname van Hermes, Hellas, W.I.K, Saturnus, Delte Sport, Swift Arnhem en SVM. Daarbij konden aan dit toernooi ook de eerste Snelwiekteams deelnemen. Geïnspireerd door het getal 50 probeerde de feestcommissie dit getal in de evenementen terug te laten komen. Niets lag meer voor de hand dan een vijftigurige handbal marathon te organiseren. Alle Snelwiekteams zouden de uren volmaken, waarbij de senioren uiteraard de nachtelijke uren voor hun rekening moesten nemen.
De herenselectie strooide echter roet door het eten door te besluiten als team vijftig uur achtereen te ballen. Zodoende werd meteen een aanval gedaan op het wereldduurrecord veldhandbal, dat met 48.40 uur op naam stond van een Belgische handbalvereniging. Twee jaar eerder deed een damesjuniorenteam van het Noord – Hollandse Nieuwe Niedorp een geslaagde poging de bal vijftig uur van hand tot hand te laten gaan. Het grote verschil hier was dat Nieuwe Niedorp deze prestatie volbracht in een Sporthal en dat Snelwiek dit zou doen onder de directe invloed van de weergoden. Zondagmiddag even na vieren werd de klok bovenop het dak van de kantine stop gezet. De tijd gaf 50:05:049 uur aan. Eén seconde te vroeg, maar in de geweldige apotheose, die inmiddels was ontstaan, maakte niemand zich om deze seconde druk.
Als laatste tegenstander traden de dames van Nieuwe Niedorp aan die daarmee het eigen twee jaar lang gekoesterde record afstonden. Honderden dansende supporters waren getuige van een onvergetelijk feest dat ruim vijftig uur eerder was begonnen.
De mannnen
Onlosmakelijk aan buitengewone prestaties verbonden is de dramatiek die daarbij hoort. Vooraf werd afgesproken dat Edwin Looijen als tweede doelman het team zou aanvullen. Hij was zojuist genezen van een ernstige blessure en achtte het niet verstandig zijn knie als veldspeler te belasten. Een week voor de recordpoging echter liep Looijen in Valkenburg tegen een paaltje. Hierdoor werd hij meteen veroordeeld tot toeschouwer. Eveneens als toeschouwer, maar dan vrijwillig, trad Alex van Keulen op. Hij liet zijn studie voor gaan. Beiden zullen na afloop dezelfde emoties ondervonden hebben toen alle aandacht, complimenten en felicitaties naar de meest betrokkenen ging. Richard (Bod) Meyer vond een tussenoplossing toen hij een keus tussen handbal en studie moest maken.
Zijn voorbereiding op een examen voor het MDS deed hij in de perioden waarin hij als doelman gewisseld werd. In de bouwkeet van de firma de Koning zonderde hij zich met zijn studieboeken af. Ook tot regelmatige afzondering werd Marco Heijmans veroordeeld. Zijn absenties waren over het algemeen veelvuldiger en korter en als papierproduct had hij een rol toiletpapier onder de arm. Vanaf het vroege begin werd Heijmans getroffen door een diarreeaanval en ondervond hij het ongemak van goedkoop wc-papier. Voor Ab Rondberg jr. leek het feest zaterdagavond afgelopen. De pijn in zijn enkelgewrichten bleek niet meer weg te masseren. Toch kon van een wederopstanding gesproken worden toen Ab na een paar uurtjes slaap plotseling het veld weer betrad. De eerste krampverschijnselen deden zich al vrijdagavond voor bij Robert Heijmans en de problemen bij Michael de Miranda namen alleen maar toe. Als een buitenaards wezen strompelde hij, met ontstoken benen, naar het eind.
Ondanks de vele uren die hij al in zijn benen had oogde Patrick van Beekom onvermoeibaar. Tot aan het einde toe bleef hij break-outs lopen, makte onnavolgbare schijnbewegingen en scoorde er lustig op los. Mar ook de sprongschoten van Jeffrey Leuenberger waren na vijftig uur handbal nog even hard en de sprongen nog even hoog. Alle spelers zijn het kritieke moment zeker tegen gekomen, maar gedurende de laatste uren werd Paul Hoes, Danny Bayens, Peter Slis, Giacomo Krijnen, Koen Keehnen en de eerder genoemden door de toegestroomde supportersschare naar het einde geloosd.
Sceptisch
Het besluit de recordpoging te wagen ontstond heel plotseling. Ruim acht weken van tevoren deelden de initiatiefnemers, waaronder Paul Hoes en Danny Bayens, heb bestuur haar plannen mee. Van daaruit was de reactie lauw. De toestemming werd wel gegeven, maar het evenement diende door de heren zelf georganiseerd te worden. Dit hield onder meer het zoeken van een hoofdsponsor in. Deze sponsor werd gevonden in het bedrijf AC Forwarding. De fysiotherapiepraktijk waarbij Paul Hoes werkzaam is, stelde zijn therapeuten beschikbaar.
Trainer Kees Kooy zag het met lede ogen aan en had geen bemoeienis met de poging. In zijn herinnering bevond zich een recordpoging van Hellas en het resultaat daarvan was dat het team daarna met een ernstige vormcrisis te kampen had. Het was duidelijk dat hij zijn aspiraties voor het nieuwe seizoen in gevaar zag komen. Kooy was niet de enige. Menig Snelwieklid reageerde schouderophalend dat de poging op niets uit zou lopen. Vijftig uur handbal, een zeer korte voorbereidingstijd zonder de nodige trainingsarbeid leek hen onmogelijk. De sceptici leken hun gelijk al op de eerste avond onderstreept te zien. Regenbuien gutsten onophoudelijk uit de inktzwarte hemel en een enkeling nam het gevreesde woord ‘onderkoeling’ al in de mond. Na een kortstondige regenvrije periode ontlaadde een tweede langdurige bui rond middernacht boven het Snelwiekveld. Het verschil met de eerste regenperiode was dat deze vergezeld ging van onweer. Achteraf zou deze nacht als de meest kritieke bestempeld worden.
Mede dankzij het optreden van Delta Radio Rotterdam die de muziek (afgewisseld met verbale steun) verzorgde werd de eerste nacht afgerond. Daarnaast was dansmarionet Ruud Abas even opzienbarend als het acterende team. Zelfs liggend was Abas niet tot rust te manen. Dankzij de inzet van velen werd het weekend van 21 t/m 23 juni 1991 het zoveelste hoogtepunt van een jubilerende Rotterdamse handbalvereniging. De beoogde publiciteit werd gehaald. Het AD en het Rotterdams Dagblad hadden ruimte op hun sportpagina’s gereserveerd en ook Stads-TV maakte een impressie.
8. Andere mensen
Import
De titel boven dit hoofdstuk suggereert misschien dat nu iedereen bij naam genoemd word die in de vijftigjarige Snelwiek geschiedenis een rol van betekenis gespeeld hebben en mogelijkerwijs in dit boek helemaal niet genoemd worden. Helaas is dit niet zo. En het waarom staat in het voorwoord verwoord. Maar vergeet niet dat alle handelingen die gedaan zijn om Snelwiek vijftig jaar te laten bestaan ook zijn gemaakt door (andere) mensen. Mensen die hun goede wil toonden in dienst van een gezond verenigingsleven. Niet alleen die actieven die het timmeren en metselen goed in de vingers hadden. Ook de vader of moeder van het jeugdlid die ’s zaterdags hun vervoermiddel ter beschikking stelden om een aantal welpen of aspiranten naar een uitwedstrijd te vervoeren. Kortom, elke handeling ten bate van Snelwiek was een positieve bijdrage. Denk aan alle mensen die de afgelopen vijftig jaar uit het grote aanbod van sporten juist de honkbalsport verkozen boven het voetbal, korfbal of wat dan ook. Niet alleen bepaalden zij hun keuze op he handbal, zij namen zelfs de moeite lid te worden van de Rotterdamse handbalvereniging Snelwiek. Het precieze aantal is niet vast te stellen, alleen te schatten, maar een hoeveelheid van meer dan tweeduizend is echt niet uit de lucht gegrepen. Dit betekent dus dat Snelwiek evenzoveel oud-leden telt.
En onder die oud-leden zijn een aantal immigranten of buitenlanders die tijdelijk in ons land verbleven. Zo speelde Hugo Osterlund bij Snelwiek de sterren van de hemel. Hij deed dit in de periode dat de overgangsklasse bereikt werd. Negatief aspect was dat Osterlund vanwege zijn werkzaamheden niet altijd voor wedstrijden beschikbaar was.
Julio Ramos is familie van de Bosua’s. Hij is, alhoewel hij geen lid meer is, met regelmaat te vinden bij Snelwiek. Bij elke reünie is hij zeker aanwezig en veel zondagen en toernooien fluit hij zijn wedstrijd.
Begin jaren tachtig maakte Sylvain Ephimenco de overstap van Ancora naar Snelwiek. Ephimenco viel op door zijn lange en lenige lichaam, maar was zeer blessuregevoelig. Dit was de reden voor hem te stoppen met de handbalsport. Vrij regelmatig is hij te zien op televisie waar hij als correspondent van het Franse dagblad Libération zijn mening over Nederlanders geeft. In 1991 verscheen van zijn hand de roman Façades, wat hij gedeeltelijk in Rotterdam laat afspelen. Het mag geen toeval heten dat een van zijn romanpersonages de naam Ron Lubeek draagt.
Ondanks de situering in de nabijheid van een wijk waarin relatief veel Indische mensen woonachtig waren, is er vanuit deze hoek nooit enige toeloop naar Snelwiek geweest. En zelfs nu (1991) is bij Snelwiek geen lid te vinden van Surinaamse, Antilliaanse of Indische afkomst. Wat betreft het eventuele aandeel van Indische mensen in de wijk Zuidwijk kan aangevoerd worden dat op het moment dat Snelwiek de Oldegaarde in 1966 betrok de gemiddelde leeftijd vrij hoog is geweest en de kinderen ook al op een leeftijd waren waarbij zij geen interesse voor het handbal meer toonden. De integratie, die waargenomen kan worden bij het voetbal, van gekleurde Nederlanders en immigranten is vooral bij het handbal ver te zoeken en zeker in meerdere mate bij Snelwiek.
Gouden fluit
De mens als scheidsrechter is volgens velen een onmisbaar object tijdens een wedstrijd, zonder wie een wedstrijd niet gespeeld kan worden. Omgekeerd kan ook gezegd worden dat de scheidsrechter handbalspelers nodig heeft om de wedstrijd 2 x 30 minuten te laten voortduren.
De ontwikkelingen in de handbalsport vereisten in de loop der jaren ook een andere instelling en opleiding van de scheidsrechters. Walter Griese en Aad Keehnen begonnen hun loopbaan in het zwart ten tijde van het grote elfhandbal. Overzicht en het grotendeels ontbreken van lichaamscontact leken de handelingen van de scheidsrechter te beperken tot het tellen van aanvallers en verdedigers in de vakken, het bijhouden van het aantal passen tussen de stuiten en het noteren van de stand. Walter Griese bereikte als arbiter de 1e klas van het district en floot tot in de jaren tachtig nog wekelijks zijn wedstrijdje.
Aad Keehnen ontving na 25 jaar gefloten te hebben de gouden fluit. Als soloscheidsrechter bereikte hij de top en dat hield in dat hij in zijn 2 cv-tje lange rijzen diende te maken. Een wedstrijd in Hengelo of nog verder behoorde tot de mogelijkheid. Na zijn promotie had Keehnen hoge verwachtingen wat ontvangst en accommodatie betrof, waar de scheidsrechter zich mocht verkleden.
Een ontvangstcomité van P.S.V. uit Eindhoven wist hem naar een aanpalend café te begeleiden waar een consumptie vooraf werd aangeboden en waar hij zich moest verkleden. Een illusie viel in duigen. Vanwege zijn kleine postuur moest Keehnen ook opboksen tegen de, bij voorbaat, ingenomen instelling dat dit ventje toch eigenlijk nooit de wedstrijd zou kunnen leiden. Later ging hij vanaf 1973 koppelfluiten met Van Deursen en daarna met Dokters.
Weer geen eredivisie
Door de ontwikkelingen (zie aldaar) werd het leiden van een wedstrijd op niveau voor één scheidsrechter niet meer te doen. Bovendien werden spelers en hun trainers steeds alerter om situaties uit te spelen die de scheidsrechter tijdens het volgen van het spel ontgingen.
Jan Helsloot en Piet Koster besloten hun actieve handbalperiode af te sluiten met de wens samen als koppel furore te maken. Hun optreden had alles weg van een bliksemcarrière. Dit was mede te danken aan hun jarenlange ervaring in de overgangsklasse en het spelinzicht wat daarbij was ontstaan. Bovendien waren beiden de mening toegedaan iets toe te kunnen voegen aan de aanwezige kwaliteit van scheidsrechters. Daarbuiten interpreteerden beiden de spelregels dusdanig zodat een unieke band ontstond tussen scheidsrechters en spelers, die erop neerkwam dat het wederzijds respect alleen maar toenam. In snel tempo volgde promotie op promotie en de uiteindelijke overstap naar de top bestond nog slechts uit een klein drempeltje. Een spel- en conditietest in Sittard moest beslissen welke kandidaatsscheidsrechters tot de hoogste groep mochten toetreden. Zowel Jan als Piet bereidden zich goed voor. Groot was de teleurstelling en nog groter de woede toen bleek dat de willekeur van de scheidsrechterscommissie weidser bleek dan een selectie op basis van prestaties. Een minder presterend koppel kreeg de voorkeur en de aspiraties van Jan en Piet werden voorgoed door henzelf in de ijskast gezet. Het vertrouwen in de betreffende commissie werd definitief opgezegd en het tweetal besloot abrupt te stoppen. Voor Jan betekende dit een definitief afscheid van het zwarte pak en hij zou zich op het trainerschap gaan toeleggen. Piet voelde de noodzaak van de leveringsplicht en soleerde enkele jaren.
Thuisfluiters
De leveringsplicht ontstond uit bittere noodzaak. Het aantal scheidsrechters binnen de afdeling liep met grote sprongen terug. Er werd een systeem bedacht dat elke vereniging in verhouding met het aantal ingeschreven teams een bepaalde hoeveelheid scheidsrechters moest leveren. Dit gebeurde op straffe van terugtrekking van een team uit de competitie of een forse boete naar keuze als de vereniging niet aan de plicht kon voldoen. Deze hoge afkoopkom deed enkele clubs besluiten te gaan ronselen onder haar eigen leden met als (vervelend) resultaat dat enkelen zich om lieten praten en in het belang van de club ongemotiveerd een taak op zich namen. Dit verhoogde het niveau van het scheidsrechterskorps natuurlijk niet en het verloop was navenant. Bijkomend aspect is dat aankomende scheidsrechters nu vaak voor de leeuwen geworden worden bij relatief moeilijke wedstrijden, terwijl een aantal jaren de aspirant-arbiter onder aan de ladder, d.w.z. in de laagste klasse, begon en eenzaam opklom.
Een oplossing van de laatste jaren is het inzetten van de thuisfluiter. Dit is een gediplomeerd scheidsrechter die kenbaar heeft gemaakt alleen wedstrijden te willen leiden van de eigen vereniging en op het eigen veld. Dit ontlast de afdeling van het bemannen van de teams in de laagste klassen, maar ontneemt de opklimfunctie die zeker zo belangrijk is.
Nog meer zwart
Voor Snelwiek waren in het verleden als koppel al Henk Osseweijer samen met koppelgenoot Kees van Straten actief en Ruud de Jong vond zijn maat buiten de vereniging. Ook zij floten divisiewedstrijden. Ruud Tuk koppelde zich jarenlang aan Ben Tapper, behaalde met hem een redelijk hoog niveau, maar kreeg in 1989 het gevoel dat het plezier in het arbitreren verdwenen was. Zijn besluit om te stoppen bleek echter herroepbaar en sinds 1990 is hij weer actief als koppelscheidsrechter. Maar niet meer met Tapper.
Het bloed bleef ook kruipen bij Piet Koster en in 1988 haalde hij Ruud Aret over te scheiden van zijn toenmalige koppelgenoot. Knieproblemen in het aanvangsjaar bij beiden vertraagden het debuut met ongeveer een jaar. Aret en Koster hopen alsnog het niveau van de tweede divisie te halen. Echter zolang de beoordelingen het allooi hebben van wispelturigheid en het dragen van witte of korte sokken meer bepalend is dan prestaties, lijkt die weg nog lang.
Enkele namen mogen in dit kader niet onvermeld blijven. Wederom met het gevaar iemand over te slaan volgt een opsomming van Snelwiekleden die langere tijd het scheidsrechterstenue hebben gedragen en in sommige gevallen nog steeds actief zijn: Bas van Doorn, Jan van Diejen, Nico Steenbeek, Nicolien de Wit, Marian Lagerwerf, Yvette Klein, Jan Verstraten, Jan Keehnen, Bep van Beek, Hennie Berkel, Ruud Bruggeling, Jo Nijsen, Hans Pouwe, André Schoenmakers, René Vermeeren, Aad Nowee, Walter Griese jr., Jan Broere, Gerrit ter Woort, Dik Bijleveld, Peter Griese, Henk Molenaar, Elly Lindenberg, Wim van Dijk, Mieke de Vries en Mario Jansen.
Huwelijken
Is binnen de vereniging Snelwiek het aantal huwelijken tussen leden onderling opvallend hoog? Of is dit normaal voor een club waarin zowel dames als heren actief een sport beoefenen en beide seksen elkaar min of meer evenwichtig tegemoet komen. Mogelijk is bij korfbal waarbij zelfs gemengd gespeeld wordt hetzelfde resultaat denkbaar.
Het aantal verbintenissen tussen dames en heren Snelwiekers beloopt in de tientallen. Al vanaf het prille begin was paarvorming een feit. Maar dit kwam voort uit een iets andere invalshoek. Vanuit groep G vanuit het Zuider Volkshuis vormden zich al vriendschappen die later vastere vorm kregen als Snelwieklid. Pleun en Nolda Nouwen, Arie en Ans Nouwen, Frans en Nel Sweben, Roel en Nel Schmidt, Bob en Cor Keehnen, Rinus en Sjaan Verbeek, Pim en Ina Molenaar, Gerrit en Tiny v.d. Neut, Aad en Trudy van Kleef, Jaap en Jopie Cornelissen, Simon en Tiny Lagendijk, Walter en Dikkie Griese, zijn een aantal vorbeelden. Maar bij een volgende generatie werd al meer zichtbaar hoezeer de aantrekkingskracht aanwezig was.
Rinus en Bep Keehnen, Rinus Rondberg en Hennie Veentjer, Henk Bosua en Rosa van Gelderen, Rob Klip en Hennie Lubeek zijn slechts de meest bekende voorbeelden. Weer iets later vonden Piet Koster en Netty van ’t Veer elkaar en probeerde Jan de Hoop het met Nina Kalkman. Richard van Engelsdorp ging samenwonen met Karin Verbeek alvorens de trouwringen werden uitgewisseld. De Swebenfamilie vond aansluiting met de Van Dijk’s door Yvonne en Ger, terwijl Linda Sweben de naam van Ed Immers ging dragen. De zuster van Ger van Dijk, Tonny, raakte gecharmeerd van Ed Davids en Rob de Jager had al vanaf de juniorentijd een oogje op Miranda Holzhauer, maar had wel eerst een oefenperiode nodig. Wat recenter zijn de verbintenissen tussen Richard Klein en Heleen Bianchi, Fred Nijsen en Irma v.d Hoek, Hans Pouwe en Marianne Boers. Een kanttekening is misschien op zijn plaats, hier wordt alleen gesproken over huwelijken die ontstonden tijdens een individueel lidmaatschap. Dus niet de echtparen, waarvan of de man en vrouw al lid was en later de wederhelft zich als lid aanmeldde. Want ook die voorbeelden zijn legio aanwezig.
Onder welk klimaat de contacten tot stand kwamen lijkt een geheim van de paren onderling. Misschien gebeurde het tijdnes een gezamenlijk trainingskamp ergens op de Zeeuwse eilanden of dat ene toernooi waarbij gekampeerd werd en toevallig die ene slaapzak het verkeerde luchtbed opzocht. Of het was gewoon gemakzucht. De partner lag gewoon voor het oprapen en toevallig trof je een lotgenoot die wel dezelfde hobby deelde, het handbal. Dit ontnam elk beginnend echtpaar al een conflictsituatie.
Stambomen
Ook interessant is het te bekijken hoezeer gedurende de jaren de familiepatronen zich ontwikkelden binnen Snelwiek. Er lijken warempel waren dynastieën te zijn ontstaan met dit verschil dat niemand zich ooit stoorde aan een familieverwantschap en de families nooit misbruik maakten van de autoriteit van een familielid.
Met andere woorden er is nimmer invloed uitgegaan op het reilen en zeilen van de vereniging door een opvallend aanwezige familie. Wat bijvoorbeeld wel kon gebeuren was dat aan verwanten na een scheiding stelling namen voor één van de echtelieden. Rinus Verbeek vertelde dat hij na de breuk met Sjaan Kramer zich genoodzaakt voelde om met Snelwiek te breken. Ook Rinus Rondberg ondervond een stellingname na zijn scheiding met Hennie Veentjer. Een aantal zag hen niet meer staan. Overigens ligt het aantal ontbonden Snelwiekhuwelijken beneden het landelijk gemiddelde.
9 Toekoemst
De mens brengt zijn leven door met praten over het verleden, zich beklagen over het heden en beven voor de toekomst”. - Antoine de Rivarol (Frans schrijver, 1753 – 1801)
Urbanisatie
Tot in pakweg 1978 groeit Snelwiek gestaag. Onder andere in de jeugdsector zag het er rooskleurig uit. In de competitie kende Snelwiek de luxe van twee heren- en juniorenteams en ook de damesjeugd was goed vertegenwoordigd. Echter de wijken Zuidwijk, Pendrecht, en Vreewijk ontkwamen niet aan vergrijzing en bovendien deed heel Rotterdam al een paar jaar aan een forse uittocht. De urbanisatie (trekt uit de grote steden) was ingezet. Groeigemeenten als Papendrecht, Barendrecht, Spijkenisse, Hellevoetsluis, Ridderkerk en Capelle aan den IJssel schonken bestaande handbalvereniging en verharde velden en onthielden nieuw op te richten clubs geen enkele faciliteit. Saturnus en DES, respectievelijk uit Ridderkerk en Papendrecht, mochten zich jonge verenigingen noemen (opgericht in de beginjaren zeventig) en stootten in een betrekkelijk korte periode door van afdelingesniveau tot eerste en tweede divisie. In de gemeente Hellevoetsluis kreeg Helius een veld met daarnaast een sporthal en vergelijkbaar gebeurde dit met Cosmos uit Capelle aan den IJssel. Voor beide verenigingen een unieke situatie waarbij het hele jaar de vruchten van de exploitatie van de eigen kantine geplukt kunnen worden. Alleen in Oud-Beijerland en Brielle floreerde het handbal niet en beide gemeenten zagen clubs als H.V.H.W en De Geuzen ter ziele gaan. Juist aan de jonge verenigingen verloor het Rotterdamse handbal en daaronder Snelwiek een aantal leden. Vooral de Snelwiekleden die in Capelle woonachtig waren zagen het als een uitdaging een nieuwe vereniging te helpen oprichten.
Mentaliteitsverandering?
Het is niet juist te concluderen dat het handbal alleen in Rotterdam achteruit ging. Ook landelijk gezien liep het aantal leden terug. Maar vooral de grote steden leden het meest en in die agglomeraties nam het aantal fusies toe.
De peildatum 1 mei 1980 telde Snelwiek in totaal 113 jeugdleden, verdeeld over alle categorieën. Het bestuurd o.l.v. voorzitter Nico Steenbeek voorzag al een terugloop en luidde de noodklok. D.m.v. een actie via het onderwijs trachtte men het aantal jeugdigen op te schroeven. In dit incidentele geval had Snelwiek succes en mocht ca. tien jeugdleden bijschrijven. Dit voorval wordt gememoreerd om de situatie met 1990 te vergelijken.
30 juni 1990 waren 76 jeugdleden gerechtigd voor Snelwiek wedstrijden te spelen. Bijna elke categorie was in de competitie vertegenwoordigd en Snelwiek was best tevreden. Wel moest bijvoorbeeld een welp een pupillenteam (aspiranten b) aanvullen, maar nergens stond een tekort. Het bestuur mocht ook best tevreden zijn want als dit jeugdpotentieel afgewogen werd tegen het bestand van bijvoorbeeld Spartaan of Meeuwen, die hoegenaamd geen jeugdteams konden opstellen was dit zeker geen slechte score. Afdelingsvoorzitter Aart Blokland schreef in “Het Officiele Mededelingenblad” nummer 11 op 29 juni 1990: “De afdeling Rotterdam heeft, zoals de stand van zaken nu is, een geringe teruggang in het aantal leden gehad in het seizoen 1989 – 1990. Hadden we op 30-6-1989 4786 leden, de stand is nu 4716 leden (in 1991). In procenten uitgedrukt 1,4% een prettig resultaat.
Dit is het grote verschil met 1980, wat hier geprobeerd wordt in woorden uit te drukken. Men lijkt te berusten in een neergang en vindt een terugloop, al is het maar met 1,4%, al een prettig resultaat.
Overigens probeert Snelwiek uiteraard door middel van diverse acties nog steeds nieuwe jeugd aan te trekken.
Niet alleen de leegloop uit de grote stad is een aanwijsbare reden voor terugloop. De grote toename van de individuele sporten mag niet vergeten worden. En ook in maatschappelijk opzicht zijn een aantal oorzaken aan te wijzen. De veranderende leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking. De gezinnen worden kleiner. In plaats van drie of meer kinderen ontstaat nu vaker het driepersoons gezin. Veel jongeren verkiezen de samenwoningvorm en jonggetrouwden prefereren een carrière boven een kinderrijk gezin en dient de voortplanting als spel zonder knikkers of beginnen pas op veel latere leeftijd aan knikkers te denken. Dit betekend dat Nederland vergrijst. En dat Snelwiek dezelfde kleur gaat aannemen is een logisch vervolg. Het kwam dan ook de gemiddelde leeftijd ten goede toen in 1991 de oudste Snelwiekgarde besloot de handbalschoenen aan de wilgen te hangen.
Met dit stoppen verdween ook het laatste stukje Zuider Volkshuis uit Snelwiek. Alhoewel de betrokkenheid bij de afscheidnemenden zeker niet zal afnemen. Pleun Nouwen, 66 jaar, waarvan 48 jaar lid, Frans Sweben en Aad Keehnen beide 61 jaar en 44 jaar lid, Walter Griese, 61 jaar en 35 haar lid en Jan de Neef en Jan Lucas allebei geboren in het oprichtingsjaar en lid vanaf 1961. Tezamen met Ruud Abas, Fred Nouwen, Henk Zwiers (die nog doorspelen) en Adrie Ramsteyn (al eerder gestopt) werd ongeveer 25 jaar gehandbald, gekampeerd en lief en leed gedeeld.
Telefoontje
Ongeveer in 1970 werd voorzitter Peter Griese gebeld door Nol Verhoeff van Dynamo. De mededeling van Verhoeff was kort maar duidelijk en Peter moest na de telefonische mededeling in diep gepeins zijn verzonken. Wat Nol Verhoeff mee te delen had was dat Dynamo op zoek was naar een acceptabele fusiepartner. De keuze van Dynamo voor Snelwiek lag historisch gezien voor de hand. Het samen gedeeld hebben van een sportveld op Varkenoord en een overeenkomstig sociaal – maatschappelijk raakvlak brachten beide verenigingen op een hoog vriendschappelijk niveau. Peter Griese trok conclusies uit een oriënteren gesprek met Verhoeff en K. Verwey en stelde een fusiecommissie samen waarin, behalve hijzelf, Walter Griese, Frans Sweben en Marije Barth zitting hadden.
Het afwegen van voor- en nadelen liet de balans doorslaan naar de positieve kant. Per slot van rekening was het voorstel van Dynamo geen zwakte aanbod. Beide besturen bereidden zich voor op de ledenvergadering die de uiteindelijke beslissing zou moeten nemen. Dat het op voorhand een emotionele beslissing zou worden mag duidelijk zijn. Snelwiek vergaderde. De opkomst was groot. Het bezitten van een eigen kantine, die nog een beetje de geur van nieuwbouw bezat en het groene nog jonge gras daarnaast zal wellicht één van de argumenten van Dynamo voor het samengaan met Snelwiek zijn geweest. Waarschijnlijk zou bij een huwelijk Dynamo bij Snelwiek zijn ingetrokken.
Identiteitsverlies en een andere verenigingsnaam werd door ongeveer een derde van Snelwiek gevreesd en die groep vormde dan ook de tegenstemmers van het plan. Bovendien vonden zij dat Snelwiek een gezonde club was met een duidelijke groei en met een eigen plaats binnen het Rotterdamse handbalgebeuren.
De ledenvergadering in de Snelwiekkantine ging met een meerderheid van 70% niet akkoord met een samengaan. Een ledenvergadering elders in de stad en georganiseerd door Dynamo besliste ook anders. Iemand daar moet het bestuurd geattendeerd hebben op het bestaan van De Schutters, toen nog op een hoger plan spelend dan Snelwiek. En daarbij gehanteerde argumenten gaven de doorslag. Een verbintenis Snelwiek – Dynamo diende afgeblazen te worden en tussen Dynamo en De Schutters leek vanaf dat moment alles in een stroomversnelling te gaan. Binnen afzienbare tijd was de geboorte van Ancora een feit en als speelveld werd een afgelegen terrein aan de Charloise Lagendijk tegenover restaurant Deltapoort aangewezen.
Na deze fusie kan gesproken worden met een speltechnische groei. Ancora floreerde, de heren bereikten de eerste divisie, terwijl ook het tweede en derde team op divisieniveau acteerden. De dames kregen de eer toegewezen de allereerste Rotterdamse eredivisionist uit de geschiedenis van het Rotterdamse handbal. Over wat precies tot de teloorgang van Ancora heeft geleid gaan diverse geruchten de ronde. Triest is het huidige resultaat. De vertegenwoordigende teams zijn afgezakt naar het afdelingsniveau. En dat in minder dan tien jaar.
Als de ledenvergadering een representatieve afspiegeling is geweest van de hele vereniging, werd dus door ongeveer zeventig procent opgelucht adem gehaald na het afbreken van de fusiegesprekken. Velen zijn, twintig jaar na dato, ervan overtuigd dat een fusie tussen Dynamo en Snelwiek tot een gezondere basis en samenwerking zou hebben geleid.
Positieve blikken op de toekomst
In 1985 verdedigde Albert Paardekam een met argumenten onderbouwd plan waarbij de noodzaak van een eventuele fusie de kern vormde. Een aantal jaren later probeerde Martin de Vos hetzelfde. Beide pogingen werden hartelijk ontvangen, amper besproken en tenslotte afgedaan als een positieve blik op de toekomst. Maar wat is de doelstelling van Snelwiek?
Blijft het een voorstander van korte termijn politiek op de ingeslagen weg of in het ergste geval afzakken naar bedenkelijke sferen. Maar kiest men voor een beslissing op langere termijn dan maakt het bestuur een mogelijke keus die inherent kan zijn voor tophandbal. In Rotterdam – Zuid. Dan lijkt een draagvlak verbredende fusie met een partner uit de naaste omgeving het enige alternatief en de keus lijkt selectief. Actief en Atomium zijn mogelijk de enige kandidaten. Maar het blijft uiteraard een keus, en misschien kiest Snelwiek voor een toekomst waarin alleen plaats is voor recreatief handbal en moet het talenten noodgedwongen naar elders laten vertrekken.
Wat de fusie tussen Dynamo en De Schutters ook bewees, maar er zijn ook andere voorbeelden, is dat een minderheid aan leden hun afkeuring laat blijken en vertrekken of stoppen met hun favoriete sport. Soms werd een geheel nieuwe vereniging opgericht. Veel Dynamoleden vertrokken na de fusie naar Actief. Dat het tij mogelijk alleen te keren is door een samenwerkingsverband aan te gaan werd door alle bestuurders van de verenigingen in Rotterdam – Zuid goed aangevoeld en onderstreept. Alleen al de dialoog die daardoor ontstond is positief te noemen. Een formeel plan kreeg gestalte op papier. Een vergaand en gewaagd idee. Alle deelnemende verenigingen zouden hun talenten onderbrengen bij een op te richten combinatie.
De hoogst uitkomende vereniging zou daartoe de eerste teams opheffen om plaats te maken voor de nieuwe liga. In dit geval zou dit betekenen dat Snelwiek als hoogst acterende club zou verdwijnen. De rest van de club zou recreatief door blijven bestaan onder de oude naam. Het voorbarige plan kreeg totaal geen goedkeuring bij de ledenvergadering in 1990 en ook bij de meeste andere verenigingen stuitte het op veel weerstand. Groot was de verbazing toen Ancora voorzitter Mart Hoeymans nadien in een krant verslag deed van een groots opgezet idee waarbij slechts nog enige formaliteiten dienden te worden ingevuld. De nood bij Ancora leek het grootst. Maar van het plan is niets meer vernomen. Met dit laatste hoofdstuk wordt geprobeerd een aantal tendensen aan te geven. Alle maatschappelijke ontwikkelingen lijken niet in de kaart van Snelwiek te spelen.
Voorzichtigheid, maar ook visie, is geboden. De hoop is dat zeker dit laatste bij het huidige bestuur en de hopelijk nog vele hierna komende bestuurders aanwezig zal zijn. Honderden individuen hebben van Snelwiek een vriendenclub gemaakt die een niet meer weg te denken plaats heeft gevonden in het Rotterdamse handballeven.
Laten wij met plezier praten over het verleden, ons niet beklagen over het heden en bovenal niet beven voor de toekomst. De eerste vijftig jaar van R.H.V. Snelwiek zijn een feit.
Schiedam 5 juni 1991
Werelduurrecord 50 uur (HS1-asfalt)
1991 - 50 jarig jubileum. Dat laat je als vereniging niet zo maar voorbij gaan. De commissie had de wildste ideeën om een heus Guiness, Nederlands, Europees en wereldrecord op naam van Snelwiek vestigen. Natuurlijk wilden wij als bijzondere Rotterdamse handbalvereniging extra publiciteit voor de vereniging realiseren! In de jaren negentig was er ook een populair televisie programma "de eerste de beste" dat werd gesteund door het nationaal comite Guinnes records. Zij hadden ons het idee bezorgt. In 1991 bestonden wij 50 jaar en ter ere van dat bestaan deden wij een aanval om het werelduurrecord Handbal bijna te verdubbelen. De als fantasieën geopperde ideeën werden in een echt plan omgezet. Met tegenstanders als Hermes, Hellas, W.I.K, Saturnus en andere verenigingen werd er 50 uur achter elkaar handbal gespeeld op asfalt. Het was een huzarenstuk door en voor Snelwiek op Rotterdam Zuid.
In de media werd het een hype, alles en iedereen had zijn mening klaar, en wij, wij waren er klaar voor. Alles, maar dan ook echt alles was tot in de puntjes voorbereid, voeding, massage, toilet, materiaal, communicatie, Pers, TV, Radio alle vergunningen en medewerking van de lokale autoriteiten, medische begeleiding en strategische wisseltijden. Datum start … 1991, geplande einddatum en tijd …. 1991 om 00.00 uur s'avonds.
Dag 1 van de recordpoging:
Even ging het verhaal van eerdere pogingen van anderen door ons hoofd vooral andere handballers die ons waarschuwden dat het echt gekkenwerk was. Handbal is de meest dynamische sport hoe kan je zo’n veldslag van je lichaam vragen. Een hardloop marathon is er niets bij, maar ons doel was duidelijk minimaal 50 uur op naar het Wereld record. Een goede start is het halve werk, al direct was het leuk. Meer dan 500 man publiek en continu disco muziek.
Meer info toevoegen ........
Werelduurrecord 60 uur (HS1-asfalt)
2001 - 60 jarig bestaan. In tien jaar tijd tweemaal een wereldrecord vestigen is maar voor weinigen weggelegd. Toch wilden wij als Rotterdamse Handbalvereniging Snelwiek weer de uitdaging aangaan. Het 60-jarig bestaan in 2001 wilden wij niet ‘zomaar’ voorbij laten gaan. We wilden dat heuglijke feit luister bijzetten met een gebeurtenis die bij de club past, de vrijwilligersmentaliteit van de (oud-)leden weergeeft en bijdraagt aan de promotie van de ons zo geliefde handbalsport in het algemeen. Gezien onze louter positieve ervaringen van de (geslaagde) recordpoging van ruim 50 uur van 10 jaar geleden is het huidige eerste herenteam, voornamelijk bestaande uit jeugdig talenten, bereid gevonden de nog grotere uitdaging van 60 uur achtereen handballen aan te gaan. Hun directe “ja” zegt iets over de mentaliteit van deze groep spelers. Twee deelnemers van de eerste (geslaagde) recordpoging van tien jaar geleden, waarin ruim 50 uur achtereen was gehandbald, vonden dat een herhaling van het bijzondere evenement een fraaie promotie van de vereniging en de handbalsport in het algemeen zou betekenen.
Maar duidelijk is dat het enthousiasme van alle clubleden en vrijwilligers de basis is waarop de organisatie van een omvangrijk evenement als dit rust. Maandenlange voorbereiding door vele mensen is voorafgegaan als straks in de nacht van vrijdag 1 op zaterdag 2 juni om 24.00 uur precies het eerste fluitsignaal klinkt van de 51 wedstrijden tellende ‘marathonhandbalfestijn’ die het team moet afwerken om de poging als geslaagd te mogen beschouwen. En het gaat ook nog eens volgens de strenge internationale normen en regels van het Guinness Book of Records gebeuren, zodat een wereldwijde vermelding in het fameuze recordboek in het verschiet ligt, net als 10 jaar geleden.
Wereldduurrecord 60 uur handbal gehaald
Wat een emotie ! Bij de spelers en hun begeleiders, de toeschouwers, de vrijwilligers, de leden van het bestuur en niet te vergeten bij mezelf. Tien jaar geleden was ik als speler ook emotioneel toen we de 50 uur hadden volgespeeld, maar nu was het nog veel intenser. Ik kon bij het laatste fluitsignaal direct zien wat het organiseren en het vestigen van het wereldduurrecord met alle Snelwiekers had gedaan. Intens gemeend meeleven met de 14 matadoren, trots op hen zijn en trots op de club Snelwiek zijn. Zowel van mensen buiten de club als zelfs buiten het handbal waren er de complimenten voor alles en iedereen die aan de 60 uur had meegewerkt. Sponsors waren onder de indruk van en zeer content over het professionele vertoon en de uitstraling van de gehele gebeurtenis.
“ Hier hebben we het allemaal voor gedaan, Hoes”, was het cliche dat mijn ‘maat in het kwaad’ Danny Baijens na afloop in mijn gezicht ‘spuugde’. Zelden is deze kreet beter op zijn plaats geweest. Hij had zijn afscheid van zijn actieve periode bij Snelwiek zelf geregisseerd maar was even vergeten dat de emotionele binding met de club groot is, te groot is. En dat heb ik al van meerdere (oud-)leden gehoord. Velen hebben al weer serieuze interesse getoond om volgend jaar hernieuwd lid te worden om enerzijds oude tijden te doen herleven en anderzijds gewoon weer gezellig wat te handballen in een vertrouwde omgeving. De band met Snelwiek is sterk, dat blijkt. Inderdaad Danny, hiervoor hebben we het gedaan, met zijn allen. Met elkaar en voor elkaar.
Voor de jongens ben ik alleen maar blij dat ze de recordpoging hebben ondernomen en gehaald. Nooit meer hoeven ze die verhalen van ons te trotseren, nooit meer de oneigenlijke vergelijking aan te gaan. Ook het punt van slecht weer kunnen ze vanaf nu makkelijk pareren, want de weergoden waren deze nieuwe helden zo mogelijk nog minder gunstig gezind dan dat ze ons destijds waren. Jongens, of beter gezegd vanaf nu, mannen, ik ben blij dat het record in jullie handen is, want jullie zijn de toekomst van Snelwiek. Jullie bepalen nu het gezicht van onze club. Hopelijk levert het wereldduurrecord jullie net zo veel teamspirit en saamhorigheid op als het ons destijds deed. Ik weet voor mezelf zeker dat ik over onze poging tot in de lengte van dagen zal praten, waarom ook niet, het is iets (bijna) unieks. Dat geldt ook voor deze keer. Jullie moeten dat ook doen, ervan genieten en deze happening koesteren.
Het moeilijkste punt van mijn slotwoord is het bedanken van een ieder die aan dit overweldigende succes heeft meegewerkt. Het zou waarschijnlijk een lijst met ongeveer 100 namen worden, die ik best zou willen reproduceren. Maar, de kans dat ik iemand ongewild vergeet is te groot, dus beperk ik me gewoon tot alle spelers en begeleiders, vrijwilligers, toeschouwers, tegenstanders, scheidsrechters, bestuurs- en commissieleden en sponsors. Jullie hebben “de 60 uur” tot iets onvergetelijks gemaakt, een promotie voor ons cluppie en voor de handbalsport in de breedte. Inderdaad Danny, hiervoor hebben we het gedaan.
Namens de 'Jubileumcommissie Snelwiek 60 uur' (Andre, Robert, Gerard, Willem, Ruud, Hans, Ria, Jan M, Nicolien, Irma, Danny en Paul)
Wil je meer weten over het 60uur werelduurrecord ?
Klik dan hier voor de verhalen foto’s en film materiaal.
Meer informatie koppelen wat op oude site staat, met een aantrekkelijke layout. Foto’s en krantenknipsels scannen scannen + film op U-tube zetten. http://www.snelwiek.nl/ZestigUur/
Werelduurrecord 24 uur (DS1-beach)
2006 - 65 jarig bestaan. Dat wilden de dames senioren 1 van Snelwiek extra kracht bijzetten. Een werelduurrecord poging op zand werd de uitdaging. Onafgebroken op blote voeten spelen van vrijdag 3 juni 18:00 uur tot zaterdag 4 juni 18:00 op het strand veld. De beach handbalmarathon speelde zich af op onze eigen locatie die in een heuse Hawaiaanse sfeer was omgetoverd met allerlei strandspellen en een heus zwembad.
De voorbeiding
Nu, de kop is er af. De eerste training zit erop. Met de auto gebracht naar een strandje waar onze “ poezelige voetjes”moeten wennen. Er waren maar twee Die Hards die op blote voeten op dit strandje durfde. Nu lag er ook behoorlijk veel poep en schelpjes. Allemachtig, wat is het zand koud.
Na flink wat duurwerk (ahum), begonnen we enthousiast aan een partijtje lijnbal. Tweemaal kon de bal uit het meertje gevist worden. De derde keer echter niet. Pogingen om de bal naar de kant te krijgen werkte alleen maar averechts. “Doobey”, de pitbullterriër lukte het ook niet.
Dus met pijn in ons hart vertrokken we met lood (of was het zand) in onze schoenen aan de terugweg. Volgens Danny en Martin , op wie wij blind varen, was het maar een klein kwartiertje lopen. Nou, vergeet het maar. Dit bleek toch al snel zo’m 30 minuten te zijn.
Een terugweg vol met hindernissen. Langs een afwerkplaats, een pad op, waar voorheen het spoor liep. Dit pad bleek een stormbaan te zijn waarop een tractor behoorlijk tekeer was gegaan. Aan het einde van de stormbaan moesten we door een hek klimmen om weer op een normale weg te komen. Door het park, langs de begraafplaats uiteindelijk terug naar Snelwiek. Spierpijn zal zeker volgen. Maar met de recordpoging in het vooruitzicht zetten we door, zijn vol goede moed en peppen elkaar op.
Eeltvorming en andere strandperikelen.
Nadat Ester bijna door de tafel in de kantine was gezakt gingen we opnieuw op pad. Het park in! En wat vonden we daar, zand!! Er was maar 1 probleempje. Het hele stuk was omringd door hekken! In 1e instantie leek het niet te lukken, maar inventief als we zijn, vonden we een opening. Over een bruggetje geklommen en daar lag het veld voor ons open. Het was een geweldig geëgaliseerd terrein en na wat loop- en inspectie werk (vooral geen poep) besloten om toch maar even een balletje te gaan halen. (met zijn allen. JA, de teamspirit zit er al aardig in). We hebben een lekker potje beachhandbal gespeeld. Toen er een veegauto van de Roteb voorbij ging dacht een van ons dat dit de politie was. Politie!! Politie!! Iedereen (en vooral politieagente Esperanza) dook naar de grond en bestierf het van het lachen.
Op zondag afgesproken om opnieuw op een strandje te gaan handballen. Afgesproken om bij de brug bij Numansdorp een partijtje te gaan spelen. Omdat niet iedereen wist waar dit strandje lag, afgesproken bij de parkeerplaats Moerkerken net na de afslag Heinenoord.
Bij het verzamelpunt aangekomen, bleek Jacq. zoek. Tegelijkertijd met Nicolien vertrokken vanaf de kantine maar nooit op de parkeerplaats gearriveerd. Telefonisch was miss Mobiel ook niet te bereiken. Na een kwartiertje wachten toch maar vertrokken Een paar kilometers verder werd een zwarte auto zichtbaar op de vluchtstrook. Zou ze dat dan zijn, ja hoor, veilig en wel. Inderdaad een afslagje gemist. Op locatie aangekomen, kwam zelfs de zon een beetje door, dus ideaal trainingsweer. Wat bleek, Nicolien verdwenen!!. Zij zou toch meegaan voor de foto. Misschien vond zij het net even te koud. Op het strand verdween al snel een bal van Jordi en Dani het water in. Met de wind die er stond (jullie hebben waarschijnlijk de beelden van de marathon nog op het netvlies) was deze bal al snel niet meer te redden. We waren dus gewaarschuwd. Zeker nu we met een officiële beachhandbal een partijtje gingen doen. Terwijl wij ons gingen warmlopen (wat een discipline heerst er toch in onze groep) zorgden Danny en Martin voor een egaal veldje (de hark meegenomen), verwijderde zij alle grote stenen en m.b.v. onze schoenen werd een wedstrijdveldje uitgezet. Nadat we twee teams hadden gemaakt zijn we begonnen aan ons partijtje. Gelukkig was Karin ook weer van de partij. Na 20 minuten in het mulle zand te hebben rondgerend kregen we even rust. De leiding had goed voor ons gezorgd. Warme choco, thee en koffie met speculaas. Wat wil een mens nog meer. Daarna hebben we ons partijtje vervolgd met een rugby variant. De zandduels waren vrij heftig en ook de vliegertjes werden regelmatig geoefend, want het publiek moet natuurlijk ook vermaakt worden! Toen er toevallig een politiebusje langs reed dook iedereen spontaan naar de grond. De illegale actie van afgelopen donderdag hebben bij een aantal toch indruk gemaakt. Om 15.00 uur gestopt. Moe maar voldaan. We gaan ons met de week realiseren dat 24 uur in het zand een lijdensweg zal gaan worden en dat we buiten de gezamenlijke trainingen voor ons zelf ook nog het nodige moeten doen. De lachspieren zijn inmiddels aardig getraind. We blijven er veel zin in houden en hebben veel lol.
Maandag met een groot deel van de groep naar de scheidsrechterscursus. We sparen ons gek aan kranten en flesjes om maar wat inkomsten voor de club binnen te krijgen. Vervolgens lezen we dat de club honderden euro’s aan boetes moeten betalen omdat we geen scheidsrechters kunnen leveren. Nu staat niemand van ons team te trappelen om te fluiten. Maar wanneer we nu met zoveel mogelijk mensen binnen de club toch dit papiertje halen moet je misschien maar 2 of 3 wedstrijden per competitie fluiten.
Wanneer je dan besluit om samen met iemand te fluiten is het nog minder erg. Snelwiek is een fijne vereniging die moet blijven bestaan. Hieraan moet iedereen zijn steentje bijdragen. Zeker voor jeugd is het verenigingsleven erg belangrijk.
De eerste cursusavond voor de aankomende scheidsrechters hebben we achter de rug. Ook hier hebben we veel lol beleefd. We kijken uit naar de eerste wedstrijd die Esther samen met Bianca ( de Wilde) moet gaan fluiten. Zij zijn in staat om heel de tribune geel te geven.
Het was goed om te zien dat ook de jeugd zijn verantwoording heeft opgepakt. Jurre, Jos, Yoeri en Ferry nemen namelijk ook deel aan de cursus. Petje af, jongens!!!.
Het is weer donderdag. Wat gaan die weken toch snel. Op een enkeling na is iedereen weer van de partij. Afgesproken om naar onze geheime zandbak te lopen om daar ons wedstrijdje te spelen. Daar moesten we wel weer over het hek klimmen. Iedereen lukte dit, behalve onze Joker. Deze jongeheer moest over het hek getild worden. Ik zal je vertellen, dit was niet makkelijk want hij werkte niet mee.
Twee partijen gemaakt en de strijd kon beginnen. Onze Joker wilde heel nadrukkelijk zijn aanwezigheid tonen. Hij plaatste een heel gemene teckel op Jacqueline die vervolgens met de benen in de lucht op haar rug terecht kwam. Al snel bleek dat de joker, die zijn eigen wedstrijd speelde, sneller was dan de rest en constant balbezit had. Uiteindelijk is de joker er met een rode kaart wegens onsportief gedrag uitgestuurd en moest hij het speelveld verlaten.
De wedstrijd kon vervolgd worden. Vliegertjes werden geoefend, keepers werden op de proef gesteld en Esperanza kreeg een extra scrubbeurt van Danny. Na afloop gingen de echte diehards middels een duurloopje terug naar het veld. Een enkeling hield het dit keer bij een wandelingetje door het park.
Mentale hardheid!!
Na een prachtige zonnige dag, gingen wij weer in looppas en vouwfiets naar onze, niet meer zo geheime, toplocatie. Beau, de boxer ( niet iedereen heeft uit ons vorige verslag kunnen raden dat hij de joker was) ditmaal maar thuis gelaten, zodat wij in alle rust konden trainen.
Onze trainingaccomedatie wordt met de week kleiner. Benieuwd hoelang wij hier nog terecht kunnen. Een veldje uitgezet, helaas een ruw veldje met veel stenen en schelpen.
Schoenen uit? De meeste besloten het direct op blote voeten te proberen. Bij een enkeling toch een lichte aarzeling, je weet maar nooit wat de avond je verder nog brengt en de ervaring leert ons dat de voeten en voornamelijk de nagels moeilijk schoon te krijgen zijn. We hebben eens goed onze tenen bekeken. Wat zijn dit toch rare dingen en zo verschillend.
Zo zijn er:
- patattenen
- tenen met ruimtelijk inzicht ( 2e teen is groter dan je grote teen)
- kruiptenen
- tenen met een wrat (oeps, daar moet nog iets aan gedaan worden)
- behaarde tenen!!! (pfff gelukkig, ze zijn van Danny)
- gelakte, halfgelakte en ongelakte teennagels.
Maar goed, er moest ook nog getraind worden. Helaas hadden we geen volledige ploeg. Danny was zo vriendelijk om met beide teams mee te doen. De spirit was vrijdag ver te zoeken. De grond was ijskoud, er zou namelijk nachtvorst komen. Met halfbevroren voeten op het zand speelt niet lekker. Gelukkig kwam Nicolien ook nog, zodat we in ieder geval 4 tegen 4 konden spelen. Na een klein uurtje vonden we het toch wel welletjes. Iedereen had last van pijntjes. Bianca van het Veer had last van haar k..tje, bleek kuitje te zijn. Voor Karin een voordeel dat de voeten bevroren waren, zij hoefde niet meer te IJSSEN. In looppas en vouwfiets weer terug naar de kantine om aan de warme thee te gaan. Zondag gaan we het opnieuw proberen want we hebben er nog steeds heel veel zin in.
Zondag opnieuw afgesproken. Voor een aantal een zware dag. Bianca, Elena en Monique hadden al 1 wedstrijd gespeeld, Jacq zelfs twee. Daarnaast was het voor Monique mentaal een zware dag omdat zij haar eerste wedstrijd moest fluiten. Maar het zonnetje scheen, de sfeer was goed. Dus met volle moed gingen we opnieuw naar onze zandbak. Het zand voelde deze keer heerlijk warm aan. Wat een verschil met afgelopen vrijdag. We hebben weer een lekker partijtje gespeeld en hebben een aantal tactische variaties uitgeprobeerd. Een keeper kan bij de aanval het veld verlaten zodat de aanval in overtal gespeeld kan gaan worden. Wanneer de aanvallende partij op het doel heeft geschoten of de bal verloren heeft, moet er vliegensvlug weer een veldspeelster uit zodat de keeper weer terug naar haar doel kan gaan. Dit levert af en toe hilarische taferelen op. Het ruwe zand veroorzaakt dit keer toch wat wondjes aan de tenen op. Laten we hopen dat op ons veld zand gestort wordt zonder schelpen en stenen. Na een uurtje training, in looppas terug naar het veld waar we nog net een stukje van de wedstrijd van de Heren Junioren hebben gezien. Wat spelen die jongens toch leuk. De trainingsarbeid die zij iedere week weer moeten leveren levert zijn vruchten af.
Maandagavond weer naar scheidsrechterscursus. De laatste avond. Donderdag examen. Na een uurtje theorie volgde een proefexamen. Toch nog lastig die vragen. De praktijk blijkt toch niet altijd te kloppen met de theorie. Nog maar even goed leren voor donderdag.
Donderdagavond was iedereen een beetje giechelig en nerveus. De kantine was omgetoverd in een klaslokaal. Tafels en stoelen achter elkaar in een rijtje. Voor velen van ons is het toch al weer even geleden dat we in de schoolbanken zaten.
Na een klein uurtje zweten met hier en daar wat hulp van de examinator was iedereen klaar. En wat bleek: IEDEREEN GESLAAGD.
Een nieuwe generatie scheidsrechters is opgestaan. Hulde aan: Yoeri, Jos, Ferry, Sandra, Sofie, Onno, Edwin, Bianca, Esther, Jacqueline, Karin en Monique. Natasja Jurre, Koen en Martin Helders konden helaas niet op donderdagavond. Voor hen wordt een andere afspraak gemaakt. Hopelijk hebben we het komende jaar niet meer zo’n groot bedrag aan boete te betalen. Misschien dat dit weer anderen aanspoort om ook iets voor de club te doen. De kantine commissie kan bijvoorbeeld hulp gebruiken met bardiensten en met het schoonmaken van de kantine.
Verder kunnen er nog steeds vrijwilligers bij Danny en Paul aanmelden voor de organisatie rondom het wereldrecord beachhandbal.
Wij gaan op 3 en 4 juni 24 uur op het veld staan om ons spelletje te spelen. De aandacht zal naar ons uitgaan maar de prestatie die anderen, achter de schermen leveren, om dit voor ons mogelijk te maken, is minstens zo groot. Al maanden van tevoren is men bezig om alles te organiseren. Vele uren werk gaat hierin zitten. En waarom!! Omdat zij Snelwieker zijn in hart en nieren en trots zij op hun club. Met zo’n evenement zetten we Snelwiek weer op de kaart.
Op zondag 1 mei om 11.30 uur weer afgesproken om op het zand te gaan trainen. Wanneer we ruim van te voren hadden geweten dat het zo lekker weer zou worden hadden we op het strand van Rokanje afgesproken. Maar Ria had voor ons de kantine geopend dus we konden ons na afloop tegoed doen aan een lekker koel drankje. Iedereen was overigens aanwezig, zelfs de net geopereerde coach en de aan zijn knieën geblesseerde trainer. Zij hebben ons vanaf de zijlijn aangemoedigd en op al onze kinderen gelet. Wat een spirit. We kwamen er snel achter dat handballen in het zand bij 27 graden loodzwaar is. Maar goed, wat voor weer het op 3 en 4 juni zal zijn, wij zullen er staan en ervoor gaan.
De medische keuring
In de groep is het al weken onderwerp van gesprek. De medische keuring. Bijna iedereen heeft in eerste instantie geprobeerd om bij de eigen huisarts een “medische”goedkeuring te krijgen maar de huisartsen willen hieraan niet meewerken. Wat nu, de paniek begon lichtelijk toe te slaan. Gelukkig is een vader van twee van onze jeugdleden ( Joost en Nienke) huisarts. De heer Ton Verhoeks bleek gelukkig bereid om ons medisch te keuren.
Afgelopen vrijdag was daar ‘het moment van de waarheid’. Iedereen wil toch graag aan dit slopende evenement meedoen en het idee dat je niet door de medische keuring zou kunnen komen levert bij een aantal slapeloze nachten op. Al die weken samen voorbereiden zou dan voor niets geweest zijn. De sfeer in de groep was het afgelopen jaar al hecht. In de afgelopen twee maanden zijn we een nog hechtere groep geworden waar lief en leed gedeeld wordt.
De dokter begon vrijdag vol ijver aan zijn taak. Hij stelde iedereen op zijn gemak en 1 voor 1 gingen we de bestuurskamer binnen. De hartslag, bloeddruk en longen werden gecontroleerd. Gelukkig leverde dit bij niemand problemen op. Om 20.30 uur kwam de laatste dame uit de bestuurskamer. De dokter zag bij niemand bezwaar om aan het evenement deel te nemen. Iedereen behalve Karin. Zij kon afgelopen vrijdag niet bij de medische keuring aanwezig zijn en zal binnenkort nog bij de dokter langs gaan. Wij gaan er vanuit dat ook bij Karin de dokter geen bezwaar zal hebben om aan het wereldrecordpoging deel te nemen. Na de keuring hebben we nog een duurloopje gedaan. Iedereen liep op vleugels. Wat een opluchting!!!
Nu, nog twee weken te gaan en dan is het zover. De koorts begint al aardig op te lopen. We praten over niets anders meer. We giechelen nerveus, fantaseren met elkaar hoe we dit gaan beleven en hoe zwaar het zal worden. Werken we nog op vrijdag of nemen we lekker die dag al vrij, wat eten we voordat we beginnen en wat eten we tijdens het evenement. Bianca de Wilde en Esther maken macaroni en soep. Edwin Looyen maakt voor ons pannenkoeken. (of is het pannekoeken )
Het wordt steeds duidelijker dat het niet alleen ons feestje wordt. Het wordt een festijn die niemand wilt missen. Er wordt voor de jeugd heel veel georganiseerd en ook voor de volwassenen onder ons zal er voldoende te doen zijn. Zelfs de afterparty met barbecue, muziek en zelfs voetbal belooft fantastisch te worden. Het tentenkamp begint al aardig vol te worden.
Dit was ons laatste stukje voordat het wereldrecord begint. Wij verzoeken iedereen die Snelwiek een warm hart toe dragen om ons tijdens die 24 uur te steunen. Het zou fantastisch zijn. Deel de verbondenheid die wij met elkaar en met Snelwiek voelen, straks daar aan de lijn wanneer de laatste seconden wegtikken. We maken er een groot feest van. Wanneer je ziet dat een van ons het moeilijk heeft, geef even een schouderklopje of een bemoedigend woord. Dit zal zeer gewaardeerd worden. Wij bedanken iedereen die ons in de afgelopen weken al zo gesteund hebben en bedanken iedereen die op de achtergrond zo veel energie hebben gestoken om dit evenement mogelijk te maken.
De day after.
Vandaag is het 5 juni. Zo raar, 5 juni. Driekwart jaar kijk je uit naar vrijdag 3 juni, op die dag moest het gebeuren. Maanden, weken, dagen, uren en op het laatst door de uitgestelde start, zelfs minuten werden afgeteld.
Na een ‘slapeloze nacht’ (met of zonder slaappil) moesten we om 12.00 uur verzamelen op het veld voor een televisie opname. TV Rijnmond wilde van het evenement een rapportage maken. Om 12 uur was het nog broeierig warm en na 10 minuten opname stond het zweet al dik op het voorhoofd. Dat beloofde nog wat. Na het in ontvangst nemen van de shirtjes, truien, broeken, handdoeken en petjes besloten we om thuis nog even wat te gaan relaxen.
Om 15.30 uur waren we weer op het veld aanwezig, wat er fantastisch uitzag, helemaal in tropische sferen met strandtenten en palmbomen waar al velen vrijwilligers al dagen actief mee bezig zijn geweest. De spanning stijgt, het weer werd dreigender.
Omweer was voorspeld. Het zal toch niet gebeuren dat het dadelijk niet door zou kunnen gaan. Eerst maar even eten. Macaroni stond op het menu. Daarna met z’n allen naar de uitzending van TV Rijnmond gekeken.
En toen ……………storten de buien en het omweer over ons heen. Na overleg met de organisatie wordt besloten de start uit te stellen. Zo namen de zenuwen nog meer toe, Yvette werd ingeschakeld voor Yoga oefeningen en toen was eindelijk zover. Een voor een werden we naar buiten geroepen en daarna was de start tegen het 50 uur team.
De regen kwam inmiddels weer met bakken uit de hemel. Ook het omweer was weer terug.
Het was gelukkig wel veilig genoeg om door te gaan. De eerste uren regende het gestaag.
Onder de opzwepende teksten van Guus Meeuwis (het dondert en het bliksemt, werd uiteindelijk ons nummer) speelden we op een hoog tempo de eerste 4 uur vrij gemakkelijk met zijn allen vol. Daarna werden we door verschillende mensen geadviseerd om het toch echt wat rustiger aan te doen. Na 4 uur moest er ook weer gegeten worden. De eerste namen dus een hapje, een massage en wat rust. Drie masseurs hadden we tot onze beschikking, wat een luxe.
Het had geen zin om droge kleren aan te trekken. Pas aan het begin van de nacht hebben we ons in een nieuwe outfit gestoken nadat we eerst hadden gesmuld van de pannenkoeken. (lekker Natas!) De lange broeken en de teensokken werden aangetrokken.
Gelukkig werd het droog en windstil. De temperatuur was prima. Het is die nacht nog lang druk gebleven op het veld. Pas tegen 4 uur werd het wat stiller langs het veld en viel de muziek uit. Een technisch probleem. Dan blijkt toch wel weer hoe belangrijk muziek is. We kregen toen 1 voor 1 een kleine dip. Gelukkig werd het toen snel licht maar kregen de pech dat het opnieuw begon te regenen en duurde het lang voordat het publiek weer een beetje toestroomde. Zo wisselde de tegenstanders zich af met af en toe een tegenstander die niet helemaal begreep waar het om ging. Die gingen er keihard in en hadden niet door dat wij het uiteindelijk wel 24 uur moesten volhouden. Leuk was het om tegen bijvoorbeeld DES heren te spelen die met veel vliegertjes en andere hoogstandjes ons en het publiek vermaakte.
Naarmate de ochtend vorderde verschenen ook de eerste pijntjes. Vooral onderrug en voeten hadden het zwaar te verduren op het zand. De eerste pijnstillers werden geslikt. Zo ontstond ook ons tweede liedje. Bloed, zweet en tranen van Andre Hazes. Ondanks de pijntjes werd er toch vooral gelachen zoals Marrialli opmerkte; “Jullie lopen alle 8 met een big smile op je gezicht”. De teamspirit was optimaal. Iedereen kon gewoon aangeven wanneer zij het even moeilijk had en wilde rusten. Dan ging iemand anders gewoon even wat langer door.
Na precies 15 uur en 34 minuten brak het zonnetje door. Ook het publiek liet zich weer horen. Een groot aantal zijn zelfs 24 uur gebleven. Koos en Nel Voogt hebben zelfs de volle 24 uur langs de lijn gestaan en het veld aangeharkt. De pijntjes namen toe. Vooral de voeten begonnen nu toch wel erg pijnlijk aan te voelen. Opvallend was ook dat we zo vaak moesten plassen. Het vele vocht en de kou was debet hieraan.
Erg leuk was het om tegen het G team te spelen. Zij speelde met zoveel enthousiasme, zij waren het lichtpuntje van de middag. Zo zie je maar, handballen is voor iedereen geschikt.
De keeper dook op iedere bal en maakte een paar geweldige safes. Ook als een teamgenootje een doelpunt scoorde, maakte hij het publiek erop attent dat hij het was die de bal aanspeelde.
Het was voor onze keepers nog best moeilijk om over al die ballen heen te duiken. Zij zijn uiteindelijk nog tot laat gebleven. Met de barbecue hebben zij nog de restjes uit de champagne flessen leeggedronken. Een van hen wilde zelfs onze voeten masseren maar zag hier vanaf omdat hij geen opleiding hiervoor heeft genoten en hij het toch ook wel iets te intiem vond.
Ondanks de opzwepende muziek van Arnold was het hoogtepunt toch wel de Sambalanqo, de percussieband van Michael de Miranda waar Patrick ook deel van uit maakt. Zij sleepte ons door de toch wel laatste zware uren. Het werkte aanstekelijk op het publiek die op dat tijdstip al massaal aanwezig was. Ieder uur werd afgeteld. De laatste pijnstillers werden geslikt en met een overheerlijke nasi van Naomi in ons buik speelden we de laatste uren uit.
Met het hele team hebben we het laatste uur tegen het 50 en 60 uurs team gespeeld.
Aan het publiek werden cheerleaderspompoenen uitgereikt en onder leiding van Yvette werd het publiek opgezweept en werden de laatste minuten uitgespeeld. Ook TV Rijnmond was aanwezig om het laatste uur te filmen. In hun sportjournaal zullen zij hier uitgebreid aandacht aan besteden. De laatste 10 seconden werden massaal afgeteld en toen explodeerde we. Alle emoties kwamen los. De een moest lachen, de andere huilen.
Er werd geknuffeld en gekust. Toen moesten we de caravan in. Het veld werd omgetoverd in een podium. Een voor een werden we naar voren geroepen en nam het applaus in ontvangst.
Door Paul werden mooie woorden gesproken. Ook Frans hield een mooie speech. Na alle mooie woorden volgde de cadeaus. Bloemen, een potje met zand als herinnering en de zeer unieke postzegels met de eerste dag envelop en foto werd uitgereikt. En als verrassing kregen we een voetmassage van de vereniging cadeau want we gaan morgen met zijn allen naar de sauna om het geheel mooi af te sluiten. Namens het team heeft Monique iedereen bedankt voor zijn of haar medewerking en steun. We kunnen niet iedereen persoonlijk bedanken maar willen toch een aantal mensen benoemen.
Allereerst de begeleiding van Danny, Nicolien en Martin. Zij hebben ons prima verzorgd gedurende de 24 uur. Niet alleen hebben zij ons voorzien van eten en drinken, zorgden zij voor een warm voetenbad. Voeten werden afgedroogd en ingesmeerd. Zij hielden ons scherp in de gaten en zorgden ervoor dat wij tijdig gingen rusten. Wanneer wij het mentaal zwaar hadden, waren zij het die ons er door heen praatte.
Buddy, deze pas 16 jarige junior heeft ervoor gezorgd dat wij onze maaltijden warm kregen opgediend. Ook op de day after is hij weer van de partij om alles weer op te ruimen. Een echte kanjer!!!
De fysiotherapeuten, EHBO-er Wim Luiendijk, logboekfunctionaris Rob van der Hoek.
Natuurlijk vergeten we niet alle mensen die hier al maanden mee bezig zijn geweest. In onze vorige stukjes hebben wij hen reeds vermeld. Zij zijn de ruggengraat van de vereniging. Die zie je ook op de day after weer op de club om alles weer af te ruimen en schoon te maken. Wij zijn hen oneindig dankbaar. Chapeau!!!!
Nu zitten we hier in een volle kantine op zondag, de day after. Met pijnlijke voeten, een stijve nek en pijnlijke spieren maar met een voldaan gevoel. Wat is dit een onvergetelijke ervaring geweest. Geweldig om bij zo’n club lid te zijn.
We sluiten af met onze Yell:
BEACHPOWER!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Dames 1.
Wil je meer weten over het 24uur werelduurrecord ?
Klik dan hier voor de verhalen, foto’s en film materiaal
Meer informatie koppelen wat op oude site staat, met een aantrekkelijke layout. Foto’s en krantenknipsels scannen scannen + film op U-tube zetten.
Werelduurrecord 24-24-24 (Jeugd teams-asfalt-kooi-beach)
2011 - 70 jarig bestaan. De handbalmarathon werd gehouden in het kader van het 70-jarig bestaan van de club in 2011. Drie jeugdige teams (jongste speler 13 jaar en oudste 18 jaar) wilden als werelduurrecordpoging 24 uur, 24 minuten en 24 seconden achter elkaar, tegen diverse tegenstanders handballen.
Op drie verschillende velden gingen de recordpogingen van start. 7-handbal op het eigen asfalt handbalveld, een Beachhandbal op een speciaal hiervoor aangelegde zand-handbalveld en het Kooihandbal in een opblaasbaar boardingveld. Ook 2 Jeugd-koppel scheidsrechters en een soloscheidsrechter hebben de volle tijd gefloten, waarmee zij een belangrijke bijdrage aan dit grote feestelijke evenement geleverd. Het hele weekend stond in teken van sport en gezelligheid. In het Zuiderpark bij het TOS-veld werd een handbaltoernooi en een 8-sportkamp voor de jongste handballers gehouden
Snelwiek had voor dit weekend verschillende verenigingen uit de regio Zuid-Holland uitgenodigd, zowel jeugd als senioren. Zelfs het Olympisch team van gehandicapte handballers waren aanwezig om hun kunsten te vertonen. Met veel plezier werden de wedstrijden gespeeld. Ook ontstonden er spontane handbalteams die met hun enthousiasme de soms vermoeide jeugdige Snelwiek spelers weer helemaal voluit lieten gaan.
Er waren de DJ-s met prima muziek van de partij om de handballers wakker te houden en zo hun poging te doen slagen. De sambaband Sambalanço met hun percussie, voornamelijk op Braziliaanse muziek, liet de handballers al swingend het veld over lopen en dansen. Het publiek genoot hier met volle teugen van en kon ook niet meer stil blijven staan.
Onder toeziend oog van een waarnemer en een vertegenwoordiger van de deelgemeente Charlois werd de recordpoging zondagmorgen om 11.24.24 uur met succes afgerond waarmee nu heef ook de jeugd tot 18 jaar een record in handen heeft. Als bewijs kregen zij na afloop een certificaat uitgereikt
Snelwiek 70 jaar dat moest gevierd worden maar hoe? Bij 50 jaar 50 uur gehandbald, bij 60 jaar 60 uur gehandbald en nu dan 70 uur? Nee dat is haast niet te realiseren, het moest dus wat anders worden en het liefst iets met de jeugd. Broer en zus Baijens (Danny en Diana) staken de koppen bij elkaar en begonnen een jaar geleden al voorzichtig met een opzet van hun plan. Het moest een groot evenement worden, georganiseerd door jeugd en voor jeugd met als thema Verleden, Heden, Toekomst en er werd begonnen met het verzamelen van de juiste mensen om hun heen. Zo kregen de plannen steeds meer vorm en werd er volop gezocht naar sponsors om dit grote evenement mogelijk te maken. Velen uren werk werd er ingestoken en de datum 18 juni kwam steeds dichterbij en de spanning,stress en de slapeloze nachten voor de grote 3 van de organisatie Buddy, Diana en Danny namen toe. De weersvoorspellingen zagen er niet goed uit, veel wind en regen maar vooral de voorspelde onweersbuien stemde somber want met onweer moet het evenement stop gezet worden en dan is er dus geen record meer mogelijk. De laatste dagen voor het evenement kwamen er nog veel meer tegenslagen. Teams die zich terugtrokken, tijdschema’s die aangepast moesten gaan worden, de medische post die zich 2 dagen er voor afmelden, materiaal niet leverbaar, goederen niet geleverd etc etc. Gelukkig na veel geschuif en telefoonverkeer konden de meeste problemen toch wel weer opgelost worden. Vrijdag ervoor kon er dan eindelijk met behulp van een groep vrijwilligers opgebouwd gaan worden, er werden extra partytenten neergezet i.v.m. de verwachte regen en `s avonds was het hele Snelwiek terrein onherkenbaar veranderd en zag het er sfeervol uit. Een klein groepje bleef de vrijdag al slapen i.v.m. de aanwezige spullen en ook de beveiliging was geregeld.
Dan zaterdagochtend vroeg, na een nacht vol wind en regen stonden de partytenten er troosteloos bij een groot aantal had de nacht niet overleefd, de stokken waren geknakt en de tenten waren ingestort. Voor een enkeling was deze nieuwe tegenslag er net even 1 teveel en werd er een traantje gelaten. Man en macht probeerden met touwen en ducktape de schade zo goed als het kon te herstellen en even later stonden de tenten weer maar de vraag was voor hoelang want er werden behoorlijke windvlagen voorspeld. Om 10.00 u meldde de eerste deelnemers zich en na het uitreiken van de speciale tenues konden de teams en scheidsrechters op de foto gezet worden. De start om 11.00u begon met het oplaten van de blauw witte ballonnen een indrukwekkend gezicht en een zucht van verlichting…. We zijn begonnen!
De A en B meiden speelden op het hoofdveld het gewone 7 handbal. De B1 jongens konden lekker pielen in de kooi bij het kooihandbal wat hun trouwens op het lijf geschreven was en de A jongens mochten gaan ploeteren door het zand om te proberen het record van de dames bij het beachhandbal van 6 jaar geleden te verbeteren. Voor alle teams gold 24 uur 24 minuten en 24 secondes handballen. Maar dat was nog niet alles ook de scheidsrechters gingen een record proberen neer te zetten. Mike en Owen bij het 7 handbal, Martin Haagsman in een stoel bij de kooi en Roos en Richelle bij het beachhandbal. Maar het moest vooral 1 groot feest gaan worden!
Gelukkig waren er tussen de buien door ook droge en soms zelfs zonnige periodes en was het weer toch iets minder dramatisch als dat voorspeld was. En onze jeugd zij gingen gewoon door. De A en B meiden met veel plezier en zij bleven toch ook lang nog proberen goed te handballen, gewone aanvallen op te zetten en break-outs te lopen, je zag dat ze genoten en het leek ze allemaal weinig moeite te kosten, Een voordeeltje voor hun was, het wat grotere team en de gunstige ligging van het veld dichtbij de drank, eetkraampjes en de muziek wat hun meer publiek en gezelligheid opleverden. De B jongens stalen af en toe de show in de kooi, zij genoten om ongestraft eens lekker te mogen lobben,draaiballen,vegertjes en vooral vliegertjes te spelen en bleven dan ook lang vol gas gaan. Ik speelde zelf ’s nachts een keer tegen ze en hoewel ik ze wekelijks zie spelen en trainen merkte ik nu pas hoe behendig en razendsnel ze eigenlijk zijn en stapte ik eigenlijk met het schaamrood op de kaken de kooi uit, overlopen en met een dikke nederlaag terwijl hun er al 14 uur op hadden zitten,
Door naar de beach waar ook de A jongens (te) lang vol gas bleven gaan en dat niet ongestraft konden doen. Zonder de andere teams tekort te willen doen en ik weet het natuurlijk ook uit eigen ervaring maar het zand is gewoon echt het zwaarst en zij moesten het ook nog eens met het kleinste team doen. De A jongens hebben het ook echt zwaar gehad zaten ook wat verder verstoken van de muziek en het publiek en dat maakt het niet makkelijk. De man met de hamer kwam zoals de ervaring inmiddels ook leert tussen 2 uur en 7 uur als de muziek zacht staat het publiek afneemt, de helft van het team even mag uitrusten dan krijg je het moeilijk en dat was ook hier niet anders. Vooral bij de kooi en de beach waar al minder mensen in het veld staan en minder publiek moest er even flink op de jongens ingepraat worden om in ieder geval met genoeg mensen in het veld te blijven staan. Maar uiteindelijk lukte het en toen het eenmaal weer licht begon te worden, de muziek weer harder mocht gingen de koppies omhoog en kon er weer met meer energie en plezier gehandbald worden en dan weetje ook “dit gaat niet meer mis” De laatste uren tikten weg, de speelschema’s werden nog 1 keer aangepast en aan alles voelde je dat het einde naderde. Een uur voor het einde waren de eerste tranen al te zien. De muziek zweepten iedereen nog even op en de laatste wedstrijden tegen de oude recordteams werden gespeeld. Het aftellen kon beginnen. Gelukkig stopte Yoeri op de juiste tijd de klok en daarna vielen de spelers en speelsters elkaar in de armen en vloeiden de tranen bij voornamelijk de coaches en ouders rijkelijk. Wat een geweldige prestatie van onze jeugd! Op naar de huldiging met bloemen,taart en een oorkonde en nu maar hopen dat aan alle eisen voldaan zijn om een vermelding te krijgen in het Guiness Book of Records. Maar of dat nu wel of niet gebeurd het doet verder niets af aan de prestatie want jullie hebben het toch maar mooi geflikt! Ik wil toch even 1 iemand apart benoemen en dat is Martin Haagsman de enige niet jeugdlid die aan de recordpoging meedeed, hij floot het kooihandbal en ik en velen met mij hebben vol bewondering gekeken hoe hij met plezier en ook nog heel geconcentreerd in z’n eentje 24 uur lang boven in een stoel met wind en regen de wedstrijden floot, ik vond dat zo ongelooflijk knap. Echt een super prestatie!
En dan zit het er weer op en moet alles na zulke vermoeiende dagen ook weer afgebouwd en opgeruimd gaan worden. En ook dat komt dan vaak weer op dezelfde mensen neer. Uiteindelijk bleven Buddy,Yoeri, Jos en Danny nog in de kantine slapen omdat nog niet alle spullen opgehaald waren en toen deze jongens eindelijk klaar waren en besloten na een douche ook eens hun bedje te zoeken wachtte hun nog een onaangename verassing, een verstopte put had de kantine blank gezeten zodoende konden de jongens eerst nog 2 uur water gaan scheppen en dweilen voordat ook zij doodvermoeid hun bed in doken
Ik wil alle recordhouders van harte feliciteren met jullie geweldige prestatie en ik hoop dat jullie er nog heel lang van na mogen genieten! Maar……..De organisatie wat hebben jullie ook een topprestatie geleverd van dichtbij heb ik kunnen zien hoeveel energie en tijd jullie er ingestoken hebben dat is bijna niet voor te stellen jullie verdienen ook echt alle lof!
Sponsors die ons toch wilden steunen in deze moeilijke tijden ook jullie ontzettend bedankt want zonder jullie is het bijna niet mogelijk dit te organiseren.
En iedereen die op wat voor manier ook hebben meegewerkt, leden oudleden, ouders met daarbij ook opvallend veel ouders van kinderen die dit seizoen als nieuw lid zijn begonnen die ook echt veel hebben gedaan ook jullie allemaal bedankt. Het was ook mooi om te horen dat ook zij het als heel speciaal hebben ervaren hoe bijzonder de sfeer dit weekend was. Het Snelwiek familie gevoel was in grote getale aanwezig.
En laten we het gevoel nog even vasthouden en met z’n allen as. zondag naar de bekerfinales gaan om te laten zien wie of wat Snelwiek is om het seizoen daarna gezellig met elkaar af te sluiten met een BBQ in de kantine.
Hoi snelwiekers,
De 24:24:24 in het afgelopen weekend waren GEWELDIG! Ik denk dat iedereen dat met ons eens is. We hebben zoveel meegemaakt dat we wel 24 snelbinders kunnen volschrijven, maar we houden het kort.
De volgende mensen willen we heel erg bedanken:
- Onze tegenstanders die het handballen leuk hielden (zelfs om 3 uur ’s nachts!)
- Onze scheidsrechters Owen en Mike, we hadden ons geen betere scheidrechters kunnen wensen!
- De DJ’s, jullie beats sleepten ons op de moeilijke momenten er door heen!
- De ‘moeders’ van het eten; de macaroni, het fruit en de pannenkoeken waren heerlijk!
- Sharona en Kelly voor de massages!
- Het publiek voor het aanmoedigen, dat was echt top!
- De organisatie die deze geweldige 24 uren georganiseerd hebben!
….en dan vergeten we er toch nog een paar.
Onze grootste dank gaat uit naar:
YVETTE, FRED, ELKE, MARIJ, JACKY EN KARISHMA! Zonder jullie goede zorgen en support 24 uur lang, hadden we het niet volgehouden, BEDANKT!
Meiden (en Fred), het was echt onvergetelijk!
Liefs, dames A en meiden B
Wil je meer weten over het 24-24-24uur record?
Klik dan hier voor foto’s en film materiaal
Meer informatie koppelen wat op oude site staat, met een aantrekkelijke layout. Foto’s en krantenknipsels scannen scannen + film op U-tube zetten.
E.e.a. te vinden op http://www.snelwiek.nl/index.php?slab=24-24-24
Boekje Snelwiek 2016 "Jubileumbinder 75jaar"
Voorwoord van Voorzitter: Edwin Looijen
Vijfenzeventig jaar Snelwiek: dat smaakt naar meer!
Vijfenzeventig jaar handballen bij Snelwiek in Rotterdam, je zou kunnen zeggen: dat is een feit om bij stil te staan en een felicitatie waard. Terecht, want een vereniging die het presteert om 75 jaar te bestaan, mag met recht zo een resultaat vieren. Ik schrijf met opzet dan ook ‘presteert’, want het beteke wel eventjes dat na de eerste Snelwiek handbalpioniers 75 jaar lang steeds opnieuw mense de schouders eronder hebben gezet. Trainers, begeleiders, spelers, ouders, vrijwilligers, supporters, sponsoren en bestuurders. Jongen mensen, oude mensen, velen hebben aan het voortbestaan van de vereniging Snelwiek hun steentje bijgedragen.
Waarom wij het zo lang volhouden? Omdat wij niet zo maar een handbalvereniging zijn. Wij zijn één van de oudste en grootste handbalverenigingen in de regio. Wij zijn een plek waar sportplezier, groepsgevoel, recreatief handbal en teams die prestatiegericht handballen op een mooie manier hand in hand samengaan.
Snelwiek Rotterdam heeft méér gedaan dan alleen maar het ‘in stand houden’ van de vereniging en de
sport. Naast handbal zijn het juist de activiteiten die hebben bijdragen aan de goede binding en het clubgevoel (denk aan toernooien, kamp, feest, afsluitingen, wereldduurrecords). Het 75-jarig jubileumjaar willen wij dit seizoen meerdere keren vieren. Bij de reünie zal een tocht door de geschiedenis gemaaktgaan worden. Ik hoop dan ook van harte aan de hand van fotomateriaal, krantenverslagen, feiten en verhalen weer genoeg gebeurtenissen van eenieder te kunnen horen.
In de loop der jaren hebben wij een veelzijdige vereniging neergezet met samenwerkingspartners en een SportPlus-predicaat van de stad Rotterdam. Het SportPlus-succes heeft Snelwiek te danken aan de spraakmakende activiteiten waarbij heel bewustsport als middel wordt ingezet bij maatschappelijke thema’s als onderwijs, werkgelegenheid, welzijn engezondheid.
In handballend opzicht staan we er de laatste jaren in Nederland zeer goed op. De jeugdleden spelen regelmatig mee bij grote internationale toernooien en/ of maken jaarlijks kans op NK-titels in zaal- en veldkampioenschappen. De heren van Handbal Rotterdam (HARO) spelen onder de Snelwiek-licentie in de eredivisie en het Snelwiek herenteam zelf speel in de eerste divisie. De bezetting bij de dames senioren is dit seizoen op orde en er gloren zelfs aspiraties om te promoveren naar de hoofdklasse.
Vooruit kijken is moeilijk: het wel en wee van Snelwiek hangt niet alleen sterk af van de ontwikkeling die de maatschappij doormaakt, maar ook van de beslissingen van de gemeentelijke autoriteiten. Neem als voorbeeld het sporthallenbeleid, onze kantine en locatievoorzieningen. Veldhandbal neemt af, beachhandbal en zaalhandbal nemen weer toe. Alleswordt duurder, dat is een feit. Worden wij minder verdraagzaam?
Zijn wij minder maatschappelijk / handbal betrokken door toenemende tijdsbesteding aan andere zaken? Dat zijn nog grote vraagtekens. Ik zie gelukkig bij onze vereniging veel vrijwilligers die bereid zijn om met z’n allen een acceptabele handbaltoekomst te creëren.
De mensen die het jubileum mogelijk maken, bedank ik hartelijk voor de enorme inspanningen die zij hebben geleverd en/of nog gaan leveren om een waardig reünie en feest aan te bieden. Tevens bedank ik de begunstigers, sponsoren en adverteerders. Zij zorgen ervoor dat financieel de gaten worden gedicht en maken extra jubileumactiviteiten mogelijk. Van deze gelegenheid wil ik ook gebruik maken om alle leden en oud-leden te danken voor alles wat zij voor de vereniging deden. Mede door hun inzet kunnen wij nu dit jubileum vieren.
- Leden zijn ons ontvallen.
- Er zijn sportieve prestaties geleverd.
- Leden zijn oud-leden geworden, maar Snelwiek Rotterdamis en blijft een jonge en frisse vereniging.
Namens mij en mijn collega bestuursleden feliciteer ik u allen met ons 75-jarig bestaan. De toekomst gebeurt niet zomaar, die maken we mét elkaar.
Link - Boekje Jubileumbinder 2016 in PDF
Link - Filmpjes en indruk van 75 jarig betsaan
Snelwiek is dé bedenker van Kooihandbal
Wij als Rotterdamse handbalvereniging Snelwiek hebben in 2006 een nieuwe variatie van handbal bedacht het "Kooihandbal". Kooihandbal wordt gespeeld in een opblaasbare kooi met 1 keeper, drie veldspelers en bijzondere speregels. Zo telt een vliegertje of een ander mooi doelpunt voor 2 punten in plaats van 1. Ook als de keeper scoort is het twee punten. Een echte indruk geeft het filmpje en en de foto’s. In 2007 gingen enkele leden van Snelwiek naar Limburg om het kooihandbal te promoten. Diegene die het speelden vonden het een leuke en speelse variatie van handbal. Inmiddels heeft ook de rest van het land bij handbal instuiven en toernooien kennis gemaakt met dit alternatieve handbalonderdeel.
Snelwiek is éérste vereniging met een vast Beach handbalveld
Wat is Beach handbal?
Beach Handbal is een snelle, zomerse variant van handbal. Het wordt gespeeld op een zandondergrond. De sport is geschikt voor alle leeftijden en alle niveaus!
Er wordt gespeeld met een rubberen bal, met voor iedere doelgroep een andere grootte. Er zijn zowel verschillen als overeenkomsten met het gewone handbal. Met een team van 1 keeper en 3 veldspelers en een paar wissels probeer je te winnen van een tegenstander. In het zand kun jij samen met je team de leukste sprongworpen, duiken en pirouettes maken om zoveel mogelijk punten te scoren. Beachhandbal wordt er gespeeld aan de hand van vereenvoudigde regels en in elk team mogen niet meer dan twee handballers zitten waardoor iedereen gezellig mee kan doen.
Het speelveld is bij Beachhandbal is met een rechthoek van 27x12 meter duidelijk kleiner dan bij zaalhandbal. Dit is uiteraard niet voor niks, want het bewegen en spelen op zand kost veel meer energie dan op een harde ondergrond. Het doelgebied wordt zorgvuldig afgebakend door een rechte lijn die zes meter van de doellijn afligt. Langs de zijlijn is het voor de Beachhandbalspelers mogelijk om te wisselen. Daarnaast moet er bij Beachhandbal veelvuldig worden overgespeeld. Dit komt doordat de bal niet kan stuiteren. Hierdoor is samenwerken één van de belangrijkste facetten van deze sport en dit maakt het een echte TEAMSPORT!.